Op de zomerdag dat, zoals ons later pas bleek , een wereldster van
formaat gestorven zou blijken te zijn, kwam ik in een rolstoel op De Meir in
Antwerpen uit een winkel.
Ik reed die zonovergoten middag naar E. die met meisje M. op een
bankje zat en diepte uit mijn tas een bakje druifjes voor meisje M. op.
Ik bekeek de man die op de bank naast E. zat.
En hij bekeek mij.
Op hetzelfde moment herkenden wij elkaar.
1992, de stad U. uitgaansgelegenheid A.
Verrast begroetten wij elkaar, bekeken wij onze wederzijdse
gezinnen.
We spraken over A., waar we elkaar zo vaak hadden gezien.
‘Ik herken je zó, uit duizenden! ‘ zei hij tot mijn verbazing,
Alsof er geen twintig jaar verstreken was, alsof mijn haar, mijn gezicht,
mijn lijf niet verderop in de tijd waren geraakt
Geschrokken wees hij op mijn rolstoel.
‘Wat is er gebeurd?’ vroeg hij bezorgd.
Ik wist niet hoe ik het verhaal moest samenvatten.
Daarom wees ik slechts op meisje M., die met grote hamsterwangen
alle druifjes aan het savoureren was.
We praatten nog even en namen afscheid.
Die avond, op de terugweg in de auto, ik languit liggend in de
Ford-station, meisje M’s hand in de mijne, hoorden we van de dood van Amy
Winehouse.
Vlak daarna stierf er nog veel meer, in mijn leven.
Die dag was de toon gezet.
Reacties
Een reactie posten