Doorgaan naar hoofdcontent

Posts

Posts uit 2024 tonen

Blijkens.

  Twee frisse meisjes belden aan. De een donkerharig, de ander asblond. Goed gekleed. Goed gekapt. Neutraal van look. Een dikke sjaal om de nek omdat de lente nog steeds geen aanstalten maakte en het soms plotseling goot van de regen. Toornige buien, met hagel en een koude wind. ‘Goedemorgen’ schalde een van de meisjesstemmen het trapgat in. Ik groette terug. Nog zag ik het niet. ‘Wij komen om u een boodschap van blijdschap te brengen’ sprak de donkerharige, opkijkend naar mijn gestalte bovenaan de trap. Het was of een onzichtbare sluier, die tot zojuist tussen haar en mij had gehangen, plotseling werd weggetrokken. Jehova’s Getuigen, klonk het zonder geluid in blokletters in mijn hoofd. ‘Oké’ aarzelde ik een seconde. ‘Wij komen de boodschap van God brengen en zouden graag met u over de Bijbel willen spreken...’ Ik onderbrak vriendelijk maar vastberaden. ‘Nee, dankjewel’ zei ik, ‘ik heb daar geen tijd voor en eigenlijk ook geen zin in. Maar ik wens jullie we

Prooi.

  Hij glimlachte altijd naar me. En niet alleen naar mij. De betoverende, brede lach kwam op zodra je hem in de ogen keek. Een niet onknap gezicht. Een goed gebouwd lichaam. Lessen leerde hij je. Tenminste, dat dacht hij. Zo sprak hij je toe. Van net iets boven jou, leek hij je altijd te willen over-toepen. Met kennis. Informatie. Vermeende kunde. Met de taal van de onnadrukkelijke machtszoeker. Die lichaamstaal. De lachtaal. Taal. Maar de ogen. Die spraken met een andere tong . Als je goed oplette, dan gleden ze vorsend over je heen wanneer je even niet met hem sprak. Als je heel je wezen op voelen zette , kon je die donkerbruine ogen gewaarworden die over je heen gleden. Koud als bevroren water. Onaangedaan maar nieuwsgierig zoog hij je naar zich toe.  Hij checkte je. Controleerde of jij de geringste beweging, weg van het centrum, zou maken. Dat hete, koude brandpunt van zijn wrede geest. Wegstappen uit de schaduw van zijn hardvochtige koninkrijk is mog

Tievie.

  Nog niet had ik vanmorgen het artikel in De Volkskrant over Gerard Timmer gelezen, of de NOS-directeur legde zijn functie per direct neer.   Nog voor de ochtend goed en wel begonnen was. In het bewuste stuk vertellen oud-medewerkers dat Timmer in zijn tijd als algemeen directeur bij BNNVARA op de hoogte was van wangedrag. Dat had plaats op de redacties van Zembla en De Wereld Draait Door. Eindredacteuren van beide programma's en presentator Mattijs Van Nieuwkerk zijn inmiddels opgestapt. Na vanaf vorig jaar door De Volkskrant gevraagd naar zijn kant van de verhalen -waarop hij eerst niet en later nadrukkelijk tegen zijn zin en mondjesmaat reageerde- trok Timmer vanochtend een terechte conclusie. Na publicatie van onweerlegbare feiten waartegen geen  verweer meer mogelijk is. Timmer zegt dat de discussie over zijn verleden de cultuurverandering bij de NOS niet in de weg mag zitten. Die verandering moet volgen op het rapport van de Commiss

Monument.

  Mijn bejaarde vader en ik waren in de keuken in het ouderlijk huis in V. toen hij het zei. Hij zal afgewassen hebben, ik zal de vaat hebben afgedroogd met de rode theedoek. Ik was in mijn eentje bij hem op visite. Ik herinner mij een snelle lunch met het brood, de jam, de stroop. Zonder poespas. Gewoon. Zoals mijn ouders waren. Terwijl zijn handen in het warme sop roerden, zei mijn vader plotseling: ‘Ik heb iets geleerd’. Zoiets had hij zijn hele leven lang nog nooit tegen mij gezegd. In mijn beleving was mijn vader iemand die alles al geleerd had. Ook al zag ik hem en mijn moeder vaak met plezier studeren op ingewikkelde literatuur, filosofische vraagstukken, het wezen van   geloof. Mijn vader alsook mijn moeder waren mensen die een leven lang interesse toonden in het nieuws, de achtergronden van wereldgeschiedenis, die grote belangstelling toonden in mensen -veraf en dichtbij- en hun beweegredenen. Bijna alles hadden ze dus al gelezen, gezien, gehoord en begr

Droom.

Iets meer dan een week slaap ik nu in mijn oude bed in mijn nieuwe huis. De eerste nachten waren kort. Ik was doodmoe en ging slapen, maar de verhuis-adrenaline maakte mij nog voor vijf uur   ’s ochtends klaarwakker. De poes was verheugd met zoveel aandacht op weer een lange dag. Na vier korte nachten begon het dromen. Elke nacht dezelfde droom. Met een schok realiseerde ik mij in de duisternis in mijn halfslaap, dat al mijn spullen nog in het oude huis stonden. En dat wij dat allemaal aanstaande vrijdag zouden moeten verhuizen. Het bed. Vooral het bed moest verhuisd worden. Dat grote, grote bed. Met het enorme headboard. Middels slechts één busje van Ad Rem moesten wij die klus gaan klaren. Alleen T. en ik. Samen dragen, sjouwen en tillen. Een onmogelijke opgave. Hoe verder de droom vorderde, hoe meer ik in paniek raakte. Dan werd ik tot slot wakker en tastte om mij heen. Realiseerde mij dat ik in mijn eigen bed lag. Tastte met mijn handen over het zachte m

Zwart.

  Ik weet nog de eerste keer dat iemand mij zo noemde. Mijn hart klopte een slag luider in mijn borst. Mijn ogen werden iets groter. Ik voelde het kloppen en verwijden in mij. Pure angst sloeg door mij heen. Intern startte onmiddellijk de zoektocht. Zoals een man zijn portefeuille zoekt door te kloppen op zijn borstzak. Zo ving ik intern het kloppen aan.Met denkbeeldige handen om in mijn binnenste af te tasten wat er mis zou zijn met   mij. Niets wist ik nog van familieverbanden. Waarbij het belangrijk is dat door de hele groep één bliksemafleider aangewezen wordt. Om de spanningen die generaties lang geheim moesten blijven, te kanaliseren. Een reden, een oorzaak, een afvallige op wie alle lelijke gedragingen geprojecteerd kunnen worden. Waarbij meerdere daders handen in onschuld wassen. Na elke schending opnieuw. Ik weet nog alle talloze keren erna. Dat zij mij benoemden. Mijn hart sloeg er al lang niet meer van over. Mijn ogen vernauwden zich, nu. Ik voelde

Genade.

    Elke dag verhoud ik mij opnieuw tot jou. In een klein ritueel dat als vanzelf ontstond. Waarvan ik later pas begreep dat het me aan jou verbond. Waartoe het diende, wat ik deed. Elke dag raak ik aan wat van jou in mij resteert. Ik pak het in, in jouw ragfijne zwarte kanten zakdoek die ik erfde. Leg het daar te ruste, elke keer op dezelfde plek. Ik druk een kus op wat ik inpak, ik zeg je naam. Ik leg je neer in stilte. Raak met mijn vingers zacht een laatste keer je ziel. Zoals ik toen, jaren terug, mijn vingers om je koude stijve handen vouwde en mijn lichaam op de grond zonk. En ik zocht naar een manier om dag tegen jou te zeggen. Elke dag verhoud ik mij opnieuw tot jou. En nog steeds is er verbinding. Meld jij je bij mij, zoals ik aan jouw onstoffelijke voeten denkbeeldig mijn vragen neerleg. Ik eer je in een ritueel. En ik vergeef je elke dag. Voor alle dagen dat je niet bij me was. Voor al die jaren dat je niet meer bij me bent. Elke dag