Iets meer dan een week slaap ik nu in mijn oude bed in mijn
nieuwe huis.
De eerste nachten waren kort.
Ik was doodmoe en ging slapen, maar de verhuis-adrenaline maakte mij nog voor vijf uur
’s ochtends klaarwakker.
De poes was verheugd met zoveel aandacht op weer een lange dag.
Na vier korte nachten begon het dromen.
Elke nacht dezelfde droom.
Met een schok realiseerde ik mij in de duisternis in mijn halfslaap, dat al mijn spullen nog in
het oude huis stonden.
En dat wij dat allemaal aanstaande vrijdag zouden moeten
verhuizen.
Het bed.
Vooral het bed moest verhuisd worden.
Dat grote, grote bed.
Met het enorme headboard.
Middels slechts één busje van Ad Rem moesten wij die klus
gaan klaren.
Alleen T. en ik.
Samen dragen, sjouwen en tillen.
Een onmogelijke
opgave.
Hoe verder de droom vorderde, hoe meer ik in paniek raakte.
Dan werd ik
tot slot wakker en tastte om mij heen. Realiseerde mij dat ik in mijn eigen bed lag.
Tastte met mijn handen over het zachte matras. En ademde uit met de gedachte
dat het bed in ieder geval al verhuisd was.
Want daar lag ik immers in.
Dan
viel ik weer in slaap.
Vannacht droomde ik opnieuw over de verhuizing.
Weer over het bed dat nooit in
die huurbus zou passen.
Weer realiseerde ik me dat alleen T. en ik er waren om
te sjouwen.
Ditmaal besefte ik ook dat mijn witte bomberjack verdwenen was in
de verhuis-bus en nooit, nooit meer terug zou keren.
Ook nu werd ik wakker.
Mijn
hand tastte onmiddellijk naar het matras.
Met een diepe zucht draaide ik me om
in de wetenschap dat mijn bomberjack gewoon aan de kapstok beneden ging.
Mijn lichaam is verhuisd.
Mijn geest moet nog volgen.
Reacties
Een reactie posten