Doorgaan naar hoofdcontent

Posts

Posts uit 2014 tonen

Beekse Bergen

Toen Meisje M. op schoot zat terwijl ze haar ontbijt nuttigde, wees ze op mijn   buik. ‘Daar kom ik uit’ zei ze. ‘Ja’ ze ik. ‘Papa en mama hebben jou gemaakt en toen kwam je uit mijn buik’. ‘Niet!’ zei meisje M., op de manier zoals alleen Meisje M. dat kan. ‘Ben je niet uit mijn buik gekomen?’ zei ik verbaasd. ‘Nee, papa en jij hebben mij niet gemaakt!’ zei ze vol vuur.  Waarbij stukjes brood met salami op het tafelkleed belanden. ‘Wie heeft jou dan gemaakt?’ vroeg ik. ‘God!’, was het korte en bondige antwoord. Ik voelde een Char-moment opkomen.  Ik dacht aan Derek Ogilvie en de uitzendingen van The Ghost Inside My Child. Dit was het moment. ‘Waar was je dan voordat God jou in mijn buik stopte?’ vroeg ik met nauwelijks verhuld enthousiasme. 'Bij de beesten’, kwam het antwoord zoals gewoonlijk per ommegaande. ‘Bij de beesten en die liepen allemaal los rond’. Het klonk mij in de oren als een mogelijk hervonden herinnering uit het voorgeborchte

Pijn.

SCHENDEN 1) Aanranden 2) Aantasten 3) Bederven 4) Bezwalken 5) Beschadigen 6) Belagen 7) Beledigen 8) Havenen 9) Krassen 10) Krenken 11) Kapotmaken 12) Kwetsen 13) Misvormen 14) Niet nakomen 15) Ontheiligen 16) Ontsieren 17) Overtreden 18) Ontwijden 19) Onteren 20) Stukmaken 21) Schofferen 22) Toetakelen   23) Uitwissen   24) Vergrijpen

Voor aap.

Bij de chimpansees was het niet druk. Zowel voor als achter het gewapende glas van het apenverblijf was het rustig. Meisje M. en haar vriendin P. keken naar de lange handen van een wat mottige chimpansee.  Diens zwarte vingers krabden in een kalm tempo de rechterschouder. Zijn magere billen rustten daarbij op de betonnen rand van het waterbassin dat de apen-speelweide omsingelde. Plotseling kwam een lang blond meisje naast Meisje   M. staan.  Net buiten mijn gehoorsafstand stak deze achtjarige een verhandeling af. Meisje M., eerst wat verlegen, wendde al gauw haar gezicht helemaal naar het meisje toe en luisterde aandachtig. Vriendin P. leunde met   hoofd en bovenlichaam naar links, zodat ze de vertelster aan kon kijken. Net toen ik naast P. ging staan, was de monoloog klaar. En stapte het blonde meisje weg. Even plotseling als ze gekomen was, leek ze verdwenen. Terwijl het helemaal zo druk niet was. In de dierentuin. Meisje M. keek P. aan. P. vroeg met

Tinie H.

  Toen ik in opleiding was om   journalist te worden, werden we er als rookies op uit gestuurd om een ‘interessant onderwerp’ te zoeken en daarvan een reportage te maken. In tekst en beeld. Zo gezegd, zo gedaan. Samen met klasgenoot en vriendin E. die toen al een aardig potje kon fotograferen, pakte ik de trein . En dat was helemaal gratis. Want in de tijd van minister Ritzen kreeg elke student een OV-kaart waarmee je dag en nacht met elk denkbaar openbaar vervoermiddel voor niks kon reizen. Wij reisden naar onze favoriete hang-out: Amsterdam. Daar, op perron 1 van het Centraal Station, dachten wij een ‘interessant onderwerp‘ bij de hoorns te kunnen vatten. En wel: de bonte verzameling bezoekers van het toilet dat in de verste uithoek van dat winderige perron verscholen lag. We werden niet teleurgesteld. Aan die bezoekers van divers pluimage kwamen we helemaal niet toe, want daar, als een bulldog die haar bastion bewaakte, troffen wij de vrouw die de sch

Damnatio Memoriae

  ‘De herinnering’ zei ik vijf jaar geleden tegen mijn vader, ‘i s als...’. Hij maakte mijn zin af: ‘...een hond die gaat liggen waar hij wil’. Dat het citaat van Cees Nooteboom was, ontdekten we pas later die middag. Eerst las mijn vader kleine stukjes voor uit datgene wat hij op een aanzienlijk dikke stapel A4tjes had geschreven; herinneringen aan zijn jeugd. In het Septemberlicht las hij ’s middags voor aan zijn twee dochters en zijn pasgeboren kleindochter. Sommige dingen wisten we. De meeste herinneringen kenden we nog niet. Het was een kleine schatkist aan informatie over een al meer dan tachtig jaar durend leven. We luisterden met gespitste oren. Zijn herinneringen hadden het formaat van statige Deens doggen. Van Koningspoedels. Weimaraners met glanzende vacht Naast hem zat toen mijn moeder. Een gruwelijke vergeetachtigheid speelde haar destijds al enkele jaren parten. Ook zij had herinneringen. Die aan haar jeugd waren moeiteloos op te ro

Quand on Reve.

In mijn droom zag ik vannacht de in 2009 overleden Martin Bril op een hek zitten. Terwijl ik in mijn voortuin- die in mijn droom niet eens op mijn voortuin leek-tussen bergen zwerfvuil een zieltogend struikje in een pot probeerde te zetten zodat hij kon overleven, zat Bril op dat witte hek. ( Amateurpsychologen die aan Freudiaanse droomuitleg doen, zouden uit mijn tuinieren waarschijnlijk destilleren dat ik op de rokende puinhopen van een oud bestaan probeer te redden wat er te redden valt, dat ik een oud leven in stand probeer te houden op de nog na-schuddende grondvesten van het nieuwe, dat ik tussen ouwe rotzooi het beste gedij dan wel dat ik me nodig eens moet laten nakijken). Hoe dan ook. De getalenteerde Martin Bril zat daar. In mijn droom. Op een archetypisch drie-kleine-kleutertjes hek. Zo een met witte spijlen en een dwarslat waarop je met veel oefening net stil kunt   blijven zitten. Hij zat daar en praatte met de overbuurman. Het gekke was; die overbuu

Flandres.

  Hoe toeval in een mensenleven een rol kan spelen, vertelt het verhaal van Jean Pierre Coopman. Jean Pierre Coopman is tegen de zeventig en Belg van geboorte. De enige Belg die ooit tegenover Muhammad Ali stond. In de boksring, welteverstaan. Coopman’s leven begon zoals een roman van Hugo Claus. Zijn vader overleed in 1949 waardoor zijn moeder van 's ochtends tot  's avonds in een schoenfabriek moest werken. En de kinderen op boerderijen gingen werken om aardappels te rooien en bonen te trekken. Coopman zou later steenkapper worden; hard en zwaar werk. Ook in andere aspecten van zijn leven deed Coopman denken aan   romanfiguren uit De Metsiers van Claus.  Hij rookte en dronk. Dat het een aard had. Pas op zijn vijfentwintigste begon hij met boksen. En het roken liet hij er niet om. Zijn vriendschap met een amateur-kampioen die hem hielp met trainen bracht hem uiteindelijk in contact met boksmanager Karel de Jager.   Volgens de overlevering

Supermarktcouture.

Amerika kent een slag mensen dat in Nederland alleen onder de noemer ‘Tokkies’ samen te vatten valt. In het Land van Onbegrensde Mogelijkheden slaat vooral de onderklasse de plank stuitend vaak mis waar het om kleding gaat. Er is in Amerika zelfs een woord bedacht dat deze niche in de menselijke soort aanduidt: trailertrash. Denk: veel panter en tijger. Denk mannen met bouwvakkerdecolleté’s boven de afgezakte trainingsbroek. Denk veel te lange paardenstaarten, bruin gebakken lichaamsdelen, zwaar opgemaakte senioren en fluorescerende nagels met de lengte van een forse chihuahua. En waar winkelt deze fine fleur van de Amerikaanse cultuur? In de goedkoopste supermarktketens. Walmart is er zo een. In deze -sinds 1962 bestaande - supermarktketen kun je alles kopen wat je maar bedenken kunt. Een gebreid kinderjurkje, bijvoorbeeld, met de onsterfelijke naam ‘Faded Glory’ voor 6 dollar. Of een pistool- een Crosman SWAT Defender Airsoft Shotgun- voor maar 42 dolla

Margraten.

In het Limburgse Margraten- op tien kilometer van Maastricht- ligt op een heuvel een Amerikaanse militaire begraafplaats.   In de nazomer en winter van 1944 stierven tijdens het Ardennenoffensief duizenden soldaten: Amerikanen, Engelsen, Canadezen en Mexicanen. Het waren er zoveel, dat de lijken dagenlang op straat en in velden lagen te rotten omdat de lokale begraafplaats van Margraten niet voldoende graven bood. Een locatie langs de Rijksweg in het dorpje werd in november 1944 aangewezen als tijdelijke begraafplaats. Op 7 november kreeg het Amerikaanse 172 Engineer Combat Battalion de opdracht een toegangsweg naar de beoogde begraafplaats aan te leggen. En die werkzaamheden startten op 9 november. Twee dagen erna vond de allereerste van de duizenden begrafenissen plaats; in plot A, rij 1, graf 1 werd het lichaam van soldaat J.B. Singer begraven. Meer dan twintigduizend soldaten zijn er die maanden eind 1944, begin 1945 begraven. Dit onbeschrijfelijke aantal do

Toch.

  Het gaf te denken. De met balpen op de grauwwitte muur van het damestoilet geschreven mededeling. In blauwe blokletters stond er: ‘En toch hou ik van je’. Het woordje ‘toch’ deed het hem. In die vier letters lag een hele wereld aan relatieperikelen besloten. Wie ‘ik hou van je’ combineert met het woordje ‘toch’ verklaart niet alleen de liefde. Die deelt meteen mee dat de strijdbijl begraven en de oorlog ten einde is. In dat ‘toch’ op dat vieze toilet zaten meisjestranen. En een zwaar hart. Een hoofd dat tot brekens toe gewikt en gewogen heeft. En besloten heeft dat alles vergeven en vergeten moet zijn. ‘Toch’ opende opnieuw een deur, hopelijk naar andermans hart die tweede kans verdiend heeft. Ondanks alles.

Elf.

Toen ik Meisje M. vandaag vertelde dat de zus van Oma Piano vannacht was gestorven, keek ze me met grote schrikogen aan. ‘Echt?’ Was dat toen wij lagen te slapen?’ Ik knikte. ‘En waar is Tante R. nu? Vroeg Meisje M. ‘Ik weet het niet’ antwoordde ik naar waarheid. ‘Maar ik hoop heel erg dat R.bij Oma Piano is. Dat wilde ze heel graag. Dus ik zou dat heel fijn vinden’. Ik vlocht de natte haartjes van Meisje M. Meisje M.bekeek zichzelf intussen in de spiegel. ‘Maar ze ís bij Oma Piano’ sprak ze vol zelfvertrouwen   terwijl ze een van mijn oorbellen van dichtbij bekeek. ‘Ja?’zei ik hoopvol. ‘ Ja’ vervolgde Meisje M.,’want Oma Piano is al doodgegaan dus die is een elf geworden. En elfen halen dode mensen op en nemen ze mee naar de hemel’. ‘En dan zijn ze dus weer samen?’ vroeg ik. ‘Ja’ beaamde Meisje M. ‘Er zijn ook mensen die zeggen dat God stom is omdat mensen maar dood gaan’ zei ik. Ik dacht aan de kleindochter van R. die dat vijf maanden geleden had ge

Verlegen.

Tijdens het ontbijt flapperde Meisje M. het stukje boterhamworst heen en weer tegen de bruine boterham in haar hand en dacht na over de vraag of ze vannacht had gedroomd. Achter haar wenkbrauwen kon je bijna letterlijk haar fantasie op de loop zien gaan. ‘Ja’ begon ze met glimmend oogjes. ‘Ik heb gedroomd vannacht. Ik droomde dat ik van jou een fototoestel kreeg dat je niet meer nodig had. En toen ging je mij uitleggen hoe het moest.’ Ze deed het voor, maakte zich klein aan de ontbijttafel op haar kruk, keek door een denkbeeldig gaatje en drukte twee maal op twee gefantaseerde knopjes. ‘Dan deed ik zo en toen zag ik daarna een heeeeeele kleine foto!’ zei ze. Het was even stil. Heb jij zo’n fototoestel voor mij?’ vroeg ze toen ernstig. ‘Nee’ antwoordde ik,’dat heb ik niet. Zou je graag een fototoestel willen hebben?’ Ze knikte hartgrondig. ‘Waar zou je dan foto’s van gaan maken?’ vroeg ik. Het antwoord kwam onmiddellijk. ‘Van alle dieren die ik zag’. ‘

Tijd.

Midden in de avondspits van ons huishouden, werd er aangebeld. Voor de deur stond een hele oude dame. In een veel te grote regenjas. ‘ Ik ben verdwaald’ sprak ze vertwijfeld. In haar ogen zag ik de blik die mijn moeder had, op het laatst. Ik nodigde haar binnen. Ze nam plaats op de bank. Meisje M. piepte verlegen maar nieuwsgierig met haar hoofd om de hoek. ‘Ik heb honger’ zei mijn gast. Ik maakte een boterham met kaas en een kop thee. De boterham sneed ik in kleine stukjes. Zoals ik ze dat op het laatst bij mijn moeder had zien doen. Ik doorzocht met enige gêne de handtas van mijn plotselinge visite. Vond geen adres noch telefoonnummer. Wel een sleutelbos. En een rijbewijs. Ik belde de politie en verzocht men haar adres aan mij te geven zodat ik haar naar huis kon brengen. Ze woonde letterlijk om de hoek, zo bleek. Toen de tante van Meisje M. gedurende het voortdurende spitsuur bij mij thuis de honneurs kon waarnemen, nam ik   mevrouw G. bij de ben

Munt.

  Vandaag leerde ik eindelijk waar je heen gaat na de dood. Meisje M. vertelde het me, vanmorgen in bed. Met haar rug tegen me aan. Haar voetjes tussen mijn benen. Omdat de beste vriend van haar juffrouw van school is overleden, speelde ze gister al dood-zijn met de drie vriendinnetjes uit haar klas. In de speeltuin maakten ze van de glijbaan een doodskist, waar ze samengeperst twee aan twee om de beurt dood lagen te zijn.   Dat betekende; ogen dicht, stil liggen en niet lachen. Het was niet moeilijk. Met grote ernst kweten ze zich om en om van hun taak. Vanmorgen zei Meisje M. dat haar knuffel was overleden. Daarbij toonde ze de versleten poes, die ze in de schemering omhoog hield boven de lakens. Hij zag er inderdaad slap en stil uit, zo hangend tussen haar twee vingers. 'Wat gebeurt er eigenlijk   als je overleden bent?' vroeg ik, mijn neus in haar haren. Het was even stil. 'Dat weet ik eigenlijk niet' kwam toen opgewekt het ant

As.

  De boom was er nog. Natuurlijk was die er nog. Ik drukte de vaas met de pijlpuntige pin in het gras tussen de wortels van de den. Ik schikte mijn gele rozen naast de pioenrozen van mijn zus. Precies dezelfde gele rozen als vorig jaar, maar dan anders. Deze waren in rust gekocht. Die van vorig jaar in een impuls van mijn keukentafel gepakt, zo uit de vaas. In haast, schok, verdriet. Om ze zestig kilometer verderop neer te zetten naast het bed waarin mijn moeder lag. In haar slaap overleden. Uiteindelijk in haar slaap overleden. Gele roosjes. Ik keek naar de boom, de dennenappels en het ruwe gras waar maanden terug,  op net zo’n zonnige dag, haar as was geland. Ik bekeek de boterbloemen en madeliefjes. Zag een duif die scharrelde over dat vermaledijde, prachtige veld. Bekeek de boom, zijn wortels, het gras. Ik zocht mijn moeder. Maar vond haar niet.

Monoloog 4.

  Als je geboren wordt, ik bedoel, vlak ervoor, dat is de meest bepalende beleving van elk mens, denk je niet? En toch herinneren we ons er niets van. Maar die eerste ervaring van elk menselijk wezen is universeel: een te nauwe doorgang. Als een laag abces, tegen anaal, dat op exploderen staat.  Die claustrofobische ervaring zou nederig moeten stemmen. Maar dat doet het niet. De meeste mensen leven met de voortdurende drang naar meer. Een honger die brandt. En er zijn geen grenzen. Omhoog, omhoog willen ze, de kinderen van de nacht. Erop af! En ze hebben ergens gelijk. Het is nu of nooit. Dat moet je toch met me eens zijn? Zo donker als het hier is. Morgen kan het zomaar te laat zijn. Wordt er bijvoorbeeld nog gewacht tegenwoordig? Alles is zo laag bij de gronds. Weinig jonge dieren. Weinig geluk. We moeten afstand nemen, jij en ik.  Zeg eens iets. Ik heb er spijt van. Dat wilde ik je nog zeggen. En toch heb ik het niet expres gedaan. Het is belangrijk dat je me gel

P.

Haar stem, door de telefoon, deed hem denken aan iemand anders.  Haar aa ’s waren langgerekt met een scherp randje. Ze lachte veel. De eerste keren dacht hij dat ze stilviel, middenin hun gesprek.  Later begreep hij   dat het de stilte voor het lachen was. Eerst haalde ze geluidloos adem en dan zwol al dat lachen aan.  Hij glimlachte steeds, als hij haar dan uiteindelijk naar adem hoorde happen. Als hij met haar belde, altijd vanuit de beslotenheid van zijn auto, stelde hij zich haar gezicht voor. Hij had haar zo’n twintig keer gebeld, misschien zestig keer ge-smst, en vele keren gemaild.  Het was of hij haar al jaren kende. Er was een vreemd soort vertrouwdheid in de manier waarop ze met elkaar praatten. Toch was het pas anderhalve week aan de gang. En had hij haar nog maar twee keer gezien. De eerste keer was in het halfdonker van een nachtclub, hun beider blik vertroebeld door drugs.  Hij herinnerde zich de vorm van haar mond en haar koortsige drugs-ogen en de za