Toen ik in opleiding was
om journalist te worden, werden we
er als rookies op uit gestuurd om een ‘interessant onderwerp’ te zoeken en
daarvan een reportage te maken.
In tekst en beeld.
Zo gezegd, zo gedaan.
Samen met klasgenoot en vriendin E. die
toen al een aardig potje kon fotograferen, pakte ik de trein .
En dat was helemaal gratis.
Want in de tijd van minister Ritzen kreeg
elke student een OV-kaart waarmee je dag en nacht met elk denkbaar openbaar
vervoermiddel voor niks kon reizen.
Wij reisden naar onze favoriete hang-out:
Amsterdam.
Daar, op perron 1 van het Centraal Station,
dachten wij een ‘interessant onderwerp‘ bij de hoorns te kunnen vatten.
En wel: de bonte verzameling bezoekers van
het toilet dat in de verste uithoek van dat winderige perron verscholen lag.
We werden niet teleurgesteld.
Aan die bezoekers van divers
pluimage kwamen we helemaal niet toe, want daar, als een bulldog die haar
bastion bewaakte, troffen wij de vrouw die de schamele toiletten beheerde.
Tinie Helsloot was haar naam, zo lazen wij
op de metalen speld die op haar polyester overschort was geprikt.
E. en ik keken elkaar aan.
Door het lot geslagen met een lichaam als
een modderschuit, een gebit als een begraafplaats en haar als een
bos vlas, wisten wij bij de eerste aanblik dat Tinie Helsloot een interessant
onderwerp zou zijn.
Een heel interessant onderwerp.
Dat vond zijzelf overigens niet.
Met onverhulde tegenzin stond deze juffrouw
van de retirade ons te woord.
Haar zwart-met-mosgroen geblakerde tanden klapperden hoorbaar wanneer ze antwoord gaf op onze vragen over haar beroep
en vooral over het soort gasten dat ze in haar toiletten ontving.
Tinie bleek louter in geschikte quotes te
kunnen blaffen.
Ze foeterde in plat Amsterdams op haar
onbeschofte clientele, op de beheerder van het toiletgebouw, op haar zoon die
ze nooit meer zag, op de gemeente Amsterdam en op ons.
En passant greep ze een junk die langs haar
heen een toilet in wilde glippen bij de kraag van zijn vettige jas en duwde hem
het perron op onder bedreiging van fysiek geweld als hij niet heel gauw ‘uit
haar ogen’ zou wezen.
En terwijl ze onwillig onze vragen
beantwoordde schold ze op zich schielijk uit de voeten makende zakenmannen,
studenten en huisvrouwen die geen kwartje op haar schoteltje deponeerden.
Het was, kortom, een feest voor elke
beginnende journalist.
Toen E. haar camera trok voor een statieportret werd
Tinie Helsloot plotseling zo mak als een lammetje.
Ze veegde met een door chloor en Glassex
verweerde dikke hand door het gele vlas op haar schedel.
Met een ferme duw stopte ze haar knuisten
in de zakken van haar schort.
Ze haalde haar hoekige schouders op, tot
net onder de vlezige oorlellen waar minuscule plastic parels de spreekwoordelijke vlag
op die modderschuit waren.
En ze mopperde dat E. nou heel rap een foto
moest maken want ze had geen uren de tijd.
De dag erna kwam in de donkere kamer waar
we samen de foto’s ontwikkelden, opnieuw Tinie Helsloot tot leven.
Als een magistrale mastodont rees haar
imposante beeltenis op uit de fixeervloeistof.
Wijdbeens bewaakte zij, die vrouw wiens
achternaam haar wonderlijk genoeg leek te passen als een handschoen, de in-en
uitgang van dat morsige toiletgebouw.
E. en ik kregen een ruim voldoende voor
onze reportage.
Reacties
Een reactie posten