Doorgaan naar hoofdcontent

Posts

Posts uit oktober, 2013 tonen

Mis.

  In de dierentuin stond ik lang stil bij een leemkleurige wand. Waarin vier halfronde langwerpige vensters waren uitgespaard. Elk venster bleek een grafkistje. Waarin -van beide zijkanten verlicht- het dode lichaampje van een tijgerfoetus op sterk water dreef. Ik moest denken aan het kindje dat uit mij gevallen was. Op een gure vrijdagochtend in november. Een in aanleg perfect mensje. Net als deze -voor altijd in de tijd bevroren- tijgerbaby’s. Alles aanwezig. Alles perfect. Wat ontbrak was adem. Voor een heel leven. In de dierentuin verdween de hele wereld even om mij heen. Ik keek naar die vier dode diertjes. En dacht aan mijn doodgeboren kindje. Ik had gewild dat ik dat mensje -zo puntgaaf als die uitgelichte tijgers waarnaar ik maar bleef staren- even voor me zou kunnen zien. En haar - want het was een meisje, dat denk ik, dat weet ik bijna zeker- in zo’n glazen kelk van vrede en verdriet zou kunnen hebben opsluiten. Om soms even naar

Oma.

  In de kerk was niemand. Meisje M. gooide met gepaste ingetogenheid het muntgeld in de daarvoor bestemde gleuf in de muur. Daarna koos ze een kaars. Die staken we samen aan voor Oma Piano. Meisje M. zocht een plek in het schelpenzand, tussen de andere kaarsen. Daarna vroeg ze fluisterend waarom alle mensen eerder die dag een kaars in de kerk hadden aangestoken. Ze wees op de dertien al brandende kaarsjes, naast die van Oma Piano. ‘ Als iemand dood is en je wilt even aan die iemand denken, dan kun je in de kerk een kaars aansteken. En dan zeg je eigenlijk; Hallo, Oma Piano. Ik hou van jou’ antwoordde ik. Meisje M. liet deze mededeling op zich in werken,ruggelings op de grond voor het altaar geposteerd. Ze sloot haar ogen. Zo,met haar benen gespreid, haar armen wijd en de ogen dicht zei ze;  ‘ Dit is dood he?’ ‘ Ja’ zei ik, ‘ dat is dood. Eigenlijk is dood-zijn net als heel erg lang slapen. Maar dat je dan nooit meer wakker wordt’. Ze knikte, de o

Licht.

  Er branden twee kaarsen op mijn tafel.  Ik stak ze aan toen we opstonden en gingen ontbijten.  G. blies ze uit toen ik Meisje M. naar school ging brengen. "Nee, nee!', hoorde ik mijzelf zeggen alsof het om leven of dood ging, 'Ze moeten blijven branden. Ze zijn voor R.' Terwijl Meisje M. naar school werd gebracht, hebben de kaarsjes gebrand.  Ik kijk er nu naar. Het gaat ook om leven en dood. Ik denk aan R. wiens vrouw vandaag begraven wordt. Precies een week geleden is ze neergestoken tijdens haar werk en overleden aan haar verwondingen. Ik kende haar niet. Haar man ken ik. Van een enkele ontmoeting. Een lieve, kalme man van net vijftig. Vader van drie kinderen. Hij heeft altijd gewerkt met te vroeg geboren baby’s. In het ziekenhuis. Hij zorgde voor die piepkleine mensjes. Bracht infusen aan. Controleerde hun lichaamsfuncties, bracht koude lijfjes op temperatuur. Hield doorschijnend kleine handjes even vast. Prob