Doorgaan naar hoofdcontent

Posts

Posts uit oktober, 2021 tonen

Fragment.

    Ik kende hem als een niet al te grote man, de ogen lichtblauw, gefocust, scherp observerend. Recht van lijf en leden leek hij .Terwijl een stijf gezet been dat onmogelijk maakte, in het echt. Er was een wat scheve wandelgang, de schouders oneven opgetrokken. Toch leek hij groot, recht, sterk. Het moet zijn geest geweest zijn die die fysieke illusie opwekte. Een mentaliteit waarbij zelfstandigheid, eigen verantwoordelijkheid, rechtvaardigheid en oprechtheid van hem een man maakte die recht was. Recht door zee. Recht van lijf en leden. Op een foto uit 1929 staat hij als peuter. Hij draagt een klein overhemdje dat los op een korte broek valt. Aan zijn mollige beentjes witte sokjes en zwarte schoenen. Zijn haar is halflang en hangt in een lok over de linkerzijde van zijn voorhoofd. In zijn linkerhand houdt hij een handvat vanwaar een stukje touw naar een houten paard en wagentje gaat. Hij trok het voort op het moment dat de fotograaf zijn naam heeft genoemd.

Kwets.

  Aan het branden van zijn fietsverlichting kon je zien dat hij thuis waarschijnlijk was uitgezwaaid. Maar dat het ‘Doe voorzichtig!’ dat zijn ouders hem mogelijk nog hadden toegevoegd, tegen dovemans-oren was gericht. Want met zijn slungelige puberlijfje op de te grote fiets, reed hij aan de verkeerde kant van de gigantische verkeersrotonde. Daar stelde hij zich op bij een stoplicht voor voetgangers. Ongedurig ging zijn lichaam heen en weer. Haast maakte zijn gebaren schokkerig, de hand die achter hem tastte naar de op de bagagedrager gesjorde rugzak tastte snel en stakerig. Het duurde te lang. Hij keek slechts naar de op groen wachtende auto links van hem en trok op. Door rood reed hij over de gigantische verkeersader met zesbaans autoverkeer en nog meer fiets-en wandelpaden. En op zijn schouder zat een beschermengel van formaat. Want van alle vijf de rijrichtingen vanwaar een auto had kunnen komen deze schemerochtend, kwam er geen. Trekkend aan zijn stuur en staan

Schade.

    Wij spraken over de operatie aan mijn knie. En het litteken dat overbleef. Dat nadien openscheurde, voorteken van een ziekte die zich pas dertig jaar later zou openbaren. Een wond zo groot, die van binnen naar buiten door alle huidlagen heen openscheurde. Die geïnfecteerd raakte en twee diepe kraters sloeg in de snede. Vierentwintig krammen scheurden los, twee ervan werden een krater zo groot als een rijksdaalder, gemaakt leken ze van vloeipapier dat gekreukeld was en daarna gladgestreken. Terwijl ik vertelde over dat teken op mijn linkerknie, vervulde mijn lijf zich met afschuw. Ik herinnerde me plotseling de lange dagen in het ziekenhuis waarbij ik als enige patiënt op een kamer van zes de zomer door probeerde te komen.   De gele gordijnen gesloten van die kamer aan het einde van de gang waarbij de enige persoon die ik soms in uren zag een schoonmaker was. Die in stilte de stoffer achtjes liet draaien op het glimmende linoleum van de gang. Elf was ik en