Doorgaan naar hoofdcontent

Posts

Posts uit 2022 tonen

Luchtgitaar

 Wonend in een gemiddeld grote stad, maak je in de loop van 38 jaar kennis met diverse paradijsvogels. Meestal zijn het de mensen die zich aan de rafelrand van de samenleving bevinden. Dak-of thuislozen, mensen met een psychiatrisch verleden. Zwervers. Allemaal zijn ze, net als jijzelf, bewoners van die stad. Waarin het leven zich sneller en sneller is gaan afspelen. Vanuit je ooghoek neem je ze waar, de dwarsfluit spelende oude man op zijn bankje op de Oudegracht. De forse man met baard, rode pet en herdershond op Hoog Catharijne, lang voordat dat verbouwd werd tot een glanzend spiegelparadijs. Winston, voormalig vriendje van E. Die verslaafd leefde in de krochten van datzelfde winkelcentrum, hosselend tussen de laadplatforms, in de nacht. De vrouw met de lange trenchcoat en de riekende koek van haar, achterin de nek. De getinte vrouw met kort haar en geen tanden die lachend naar niemand in het bijzonder bedelt als je op het terras zit. Onverstaanbaar tot je spreekt als je haar wat ge

Rijkdom.

 In de wachtkamer van de afdeling plastisch chirurgie van het ziekenhuis zat een handvol mensen. Twee oudere mannen   waarvan er één met een pijnlijk gezicht over zijn handgewricht wreef, een jonge scholiere met haar moeder. Het was zo vroeg, dat de lampen in de hal net aan werden gedaan toen ik de wachtkamer betrad. Nadat ik een poosje in de meegebrachte krant had gelezen, arriveerde een meisje van een jaar of zestien. Haar lange donkere haar zat verstopt onder een hoodie . Ze ging niet onzacht zitten op de stoel schuin tegenover mij. Strekte haar benen.   En sloot onmiddellijk haar ogen in haar prachtige gezicht. Het leek of zij in diepe slaap was. Haar moeder zette zich naast haar. Even donker haar. Een oosters uiterlijk. Syrië. Turkije, misschien. Zij bekeek vacatures op haar telefoon. En hield haar zich slapend houdende dochter voortdurend op fluistertoon op de hoogte van haar bevindingen. Die gaf geen enkele reactie. Met gesloten ogen leek ze te doen wat ze zojuist nog in haar wa

Het misprijzen.

  Er doet een verhaal de ronde. Over mij. Het klopt van geen kant. En dat is met de feiten te verifiëren. Maar de mensen die het verhaal bedacht hebben en verspreiden, hebben er nog nooit met mij over gesproken. Toch vinden ze het comfortabel de leugen te blijven delen. Dat is nou eenmaal een kenmerk van roddelen. Degene over wie het gaat wordt nooit betrokken in het gesprek. Aan hem of haar wordt niets gevraagd. Je krijgt domweg geen stem. Maar aan insinuaties en verdachtmakingen komt altijd een einde. Het is namelijk doodgewoon de tijd, die het verhaal om zeep helpt. Belangrijker nog: degene die mijn goede naam schaadt, zet zichzelf te kijk. Mensen die een verhaaltje ophangen over een ander zonder bij diegene  feiten te verifieëren, betonen zich als wraaklustig. Ze zijn zo diep onzeker dat ze over de rug van een ander middels een roddel waardering proberen te scoren bij hun willige gehoor. In alle gevallen gaat het om mensen die gebrek aan zelfvertrouwen hebben en onzeker zijn. En da

Passant.

  Als je je ooit, op een grijze dag, verloren voelt in een grote stad, alleen tussen mensen die niet op of om kijken, maak dan een wandeling. Kies je weg zorgvuldig langs een smal wandelpad Waar je elkaar nauwelijks passeren kunt. Zodat de een of de ander nog voor het voorbij komen oogcontact zal maken. Om hond, wandelstok of voeten doenlijk te laten passeren. Stoppen zul je en je ogen zullen automatisch die van de tegenligger zoeken. Voor je zal een mens staan, de ogen gericht op de jouwe. Het gezicht vriendelijk, de stem zacht. Hallo zul je jezelf horen zeggen en de ander groet je terug. Dan buigen jullie lichamen zich ietsjes zijwaarts vanaf de schouders. Smal maak je je. Met plezier. Voor de ander, die jou eventjes zag. En die diens wandeling vervolgt zoals jij. Met een licht hart. En een kleine, nauwelijks zichtbare glimlach op de snuit.

Doei.

Ik herinner me de Vara-presentatrice voor wie ik werkte. Favoriet van bijna 18 miljoen Nederlanders. Poeslief naar de buitenwereld.Onkundig, onzeker en vals naar de redactie die voor haar rende en vloog. Op die redactie was ik de enige die me naar haar uitsprak over het door haar stelselmatig niet lezen van de gemaakte verslagen waarover ellenlange vergaderingen gevoerd werden.En die leidden tot grove fouten tijdens de opnames.Haar huichelachtige mental coach en zijzelf sloegen onmiddellijk toe. De dag erna werd mij ontslag aangezegd. De grond ervoor werd me niet duidelijk gemaakt. Waarna ik een advocaat inschakelde en het ontslag met succes aanvocht. Ik herinner me  een fat van een directeur van een zichzelf feliciterend reclamebureau. Naar de buitenwereld poeslief. Onkundig, onzeker en wreed naar het voltallige personeel van hoog tot laag dat in de broek scheet voor de woede-uitbarstingen van de omhooggevallen pseudo-nazi. Ik was de enige werknemer  die zich  naar hem uitsprak over d

Hard.

  Drie doden dienden zich aan vandaag. Het waren de getalenteerde jongen die de fatale vergissing maakte aan het begin van deze lente. De soldaat die op de Grebbeberg door de Duitsers is geëxecuteerd. En E., die in 2018 in de lente overleed. Ze reisden met me mee toen ik naar het Singer in Laren reed. De tentoonstelling die ik wilde zien bereikte ik niet. Ik belandde in het miljonairsdorp op het moment dat Sinterklaas zijn intrede deed. Er was met geen mogelijkheid een parkeerplek te vinden in het hele Schapendorp. Jeeps, Lamborghini’s en Porsches reden rondjes van de Oude Brink tot aan het Zevenend. Nergens was plek. Jongens in hockeytenue filmden met hun IPhones het voorbijrijden van de stoet ronkende gouden koetsjes. Ik veranderde van koers en reed naar de kringloopwinkel in een naburig dorp. Daar lag een keramieken Heilig Hart met een gouden vlam boven de taupekleurige hartvormige kern . Een echte milagro, nooit eerder gevonden, in geen enkele tweedehandswinkel. Een puntgaaf hart,

Succes.

De waarnemend huisarts was wezenloos. Als een robot stond ze in de deuropening, zonder een hand te geven liet ze mij passeren, de spreekkamer in. Ze zei iets onverstaanbaars toen ik langs haar bleke gestalte naar binnen stapte. Ik had haar nog nooit ontmoet. Zij kende mij ook niet. Volkomen gespeend van elke vorm van contact staarde ze me aan. In diepe stilte. Zo ver mogelijk als maar kon zat ze weggedoken in de stoel achter het bureau in de huisartsenpraktijk van mijn vaste huisarts die afwezig was.   Ik had plaatsgenomen op de punt van de stoel en had mijn aangedane hand op de rand van het bureau gelegd. Ik wees naar de plek en de ontsteking die daar zat. Vroeg of ze wist van het bestaan van de zeldzame ziekte waaraan ik lijd. Oorzaak van talloze ontwrichtingen en ontstekingen. Ja , ze kende de naam. Maar ik ben geen specialist , was het korzelige antwoord. Nog steeds zonder naar mijn hand te kijken staarde ze me aan. Ik wees op het verdikte gewricht en de rode verkleuring. Ze keek

Weg.

  (geschreven op 12 september 2011) We zochten zorgvuldig haar spullen uit. De keramieken bekers met de blauwe, rudimentaire koeien erop. De schets van het babyhoofdje, door haarzelf gekocht in Utrecht, meer dan en halve eeuw terug. Haar favoriete boeken die ze nooit meer zou kunnen lezen. Gedichtenbundels. De zilveren vaas. Kussens die ik maakte waarop twee vogels in een zwarte boomtak naar hun vilten nageltjes zitten te koekeloeren. De foto van meisje M. die met haar vader en moeder onbezonnen de wereld in lachte. We stopten alles in dozen, ontmantelden haar tafel en kast en reden die dag een paar maal op en neer naar het verzorgingshuis. Aan het einde van de dag leek de kamer een beetje op haarzelf. Het steriele was eraf. Het was een warme, gezellige kamer geworden met haar eigen spullen erin. Toen was het zover. We namen mijn moeder mee naar de plek waar ze vanaf dinsdag voor de rest van haar leven alleen zal wonen. We wisten niet of ze het echt begreep. Maar ze was blij verrast.

Zegen.

  Ik las vanmiddag de Hebreeuwse zin 'Baruch dayan ha'emet'. Ik ken deze zin al heel lang, onder andere uit een song van Alpha Blondie. Vandaag zocht ik de betekenis ervan op. Het betekent letterlijk: 'Gezegend is de Ware Rechter'. De zin wordt uitgesproken in de Joodse gemeenschap wanneer je van het overlijden van iemand verneemt. Het gaat uit van de gedachte dat je -wanneer je in God gelooft- je met heel je hart van hem houdt. En hem niet alleen dank zegt voor de goede die je overkomen. Maar ook voor de slechte dingen die je ervaart. Wanneer iemand overlijdt, zeg je dus 'Gezegend is de Ware Rechter' en geef je je daarmee over aan de gedachte dat de dood voor ons mensen een niet te bevatten gebeurtenis is. Door ' Baruch dayan ha'emet' te zeggen, accepteer je de gedachte dat het Onbegrijpelijke en Onbeschrijfelijke door de Ware Rechter wordt beslist. En dat er een diep-gevoeld verschil is tussen jouzelf en het bestaan van deze hogere macht.

Vluchten.

  We vertrokken twee dagen nadat de pleuris was uitgebroken op Schiphol. Direct gevolg van een korte maar hevige staking op 23 april van het personeel dat de bagage van reizigers in het ruim van vliegtuigen moet laden en lossen. Onze vlucht ging. Dat wel. Maar we stonden bijna  drie uur onafgebroken in rijen. Een aaneenschakeling van geïrriteerde reizigers was het, die zich onwillig tussen paaltjes lieten dirigeren door herintreders. Die voor het eerst van hun leven de baas mochten spelen over een heleboel mensen. En die zich dat geen twee keer lieten zeggen. Vlezige vrouwen waren het van ver boven de vijftig die schreeuwden met schelle stem dat we door moesten lopen dan wel uit moesten wijken. Mannen waren het ook, met buiken alsof ze drachtig waren van een span paarden, die zich met zichtbaar genoegen wentelden in het gevoel dat ze kregen van het in een portofoon mogen spreken. Met nauwelijks verhulde minachting keken ze je aan, telkens wanneer je als vee de volgende bocht door werd

Arno Nollen

In een tijd, ver voordat hij fotograaf werd wiens werk in het Fotomuseum Den Haag zou hangen en die prijzen zou winnen met zijn unieke beeldverhalen, ontmoette ik Arno Nollen. Dat was op een warme zomeravond die ik zoals vaak met E. doorbracht op de Wallen in Amsterdam. Zittend op een zwart versleten traptrede van een opgang naar een grachtenpand keken zij en ik die maanden avond na avond naar de bonte stoet toeristen, bewoners, junks, sjacheraars, temeiers en ander moois dat voorbijtrok. E. had haar camera toen al vaak bij zich. Ik mijn grote mond. Nollen fietste ons voorbij ergens op de Oudezijds Achterburgwal. Een blonde reus met een warrige haardos. En wat vlezige mond, grote handen. Hij remde abrupt en keerde zijn fiets, tot hij deze recht voor de traptreden tot stilstand had gebracht. Zijn voet leunde dichtbij waar mijn billen het warme steen raakten. Hij plaatste een camera voor zijn ogen en sommeerde mij te stoppen met praten. Te stoppen met lachen. Ik vroeg waarom hij een foto

Rennen.

  Ik heb nog slechts herinnering aan een tijd dat ik kon rennen. Ook al ben ik niet oud, rennen zal ik nooit meer doen. Mijn lichaam is er niet sterk genoeg voor. Ik zal er waarschijnlijk zelfs dingen kapot mee maken, binnen in mij. Spierscheurtjes. Pees-scheuren. Een botontsteking. Ontwrichtingen. En hoewel mijn geest zich het rennen herinnert en mijn lichaam soms verlangt naar het als een kanonskogel doen verbranden van energie, beweeg ik nooit meer zo hard dat ik de wind door mijn haren voel. Mijn adem tussen mijn droge lippen hoor ruisen. Het bloed in mijn oren hoor kloppen. In mijn droom rende ik vorige week. Op een drukke parkeerplaats duwde ik door een dichte mensenmenigte een winkelwagentje voor me uit. Ik duwde het karretje uit alle macht, zó hard, dat in mijn droom mijn voeten mee moesten bewegen. Sneller, steeds sneller ging ik tot ik rende. Ik duwde de boodschappenkar waarvan de zwenkwieltjes dolgedraaid klapperden en ik rende en rende en rende en rende. Mijn gedroom