Doorgaan naar hoofdcontent

Doei.

Ik herinner me de Vara-presentatrice voor wie ik werkte. Favoriet van bijna 18 miljoen Nederlanders.
Poeslief naar de buitenwereld.Onkundig, onzeker en vals naar de redactie die voor haar rende en vloog.
Op die redactie was ik de enige die me naar haar uitsprak over het door haar stelselmatig niet lezen van de gemaakte verslagen waarover ellenlange vergaderingen gevoerd werden.En die leidden tot grove fouten tijdens de opnames.Haar huichelachtige mental coach en zijzelf sloegen onmiddellijk toe. De dag erna werd mij ontslag aangezegd. De grond ervoor werd me niet duidelijk gemaakt. Waarna ik een advocaat inschakelde en het ontslag met succes aanvocht.

Ik herinner me  een fat van een directeur van een zichzelf feliciterend reclamebureau. Naar de buitenwereld poeslief. Onkundig, onzeker en wreed naar het voltallige personeel van hoog tot laag dat in de broek scheet voor de woede-uitbarstingen van de omhooggevallen pseudo-nazi. Ik was de enige werknemer  die zich  naar hem uitsprak over de onredelijke woedeaanvallen die mij ten deel vielen. Zijn broer en hij sloegen onmiddellijk toe. Middels een gefaket dossier werd gepoogd mij onschadelijk te maken middels ontslag op staande voet. Ik schakelde een advocaat in en vocht het ontslag met succes aan.

Ik herinner me een beroemd reclame-bureau in Amsterdam waar ik voor werkte als creatief. Twee van de vier directeuren waren poeslief naar de buitenwereld. Onbeschoft, venijnig en achterbaks naar het personeel. Vanwege de werkterreur  bood ik mijn ontslag aan met inachtneming van de gebruikelijke opzegtermijn. Gevraagd naar de reden van mijn ontslag liet ik weten dat ik de wijze waarop met het personeel werd omgegaan niet meer kon verenigen met mijn persoonlijke normen en waarden. Een woedeaanval van  jewelste van de directeur was mijn deel. Ik werd op staande voet ontslagen. Al kon dat niet, zo had ik me van toevoren goed laten inlichten door de jurist van de vakbond. Ik vocht ook deze gang van zaken met succes aan.

Ik herinner me een studentenbaantje bij een partycentrum waarbij beide directeuren de werknemers als grof vuil behandelden. Werkdagen van twaalf uur achterelkaar  hadden we, waarbij geen pauze mocht worden gehouden dan wel een maaltijd mocht worden genuttigd. Poeslief naar de gasten waren ze. Schofterig naar het studentenpersoneel. Toen ik op staande voet werd ontslagen op het moment dat ik een bruin bolletje met kaas stond te smeren voor mijzelf na tien uur achter elkaar hard werken, deed ik mijn schort af. En zei tegen de eigenaar van de tent; ‘Is goed. Ga ik morgen de vakbond inschakelen. En vertel ik ze de van van zaken hier. Wij hebben recht op eten en op pauzes. Jullie overtreden de wet’. Ik kon geen doei meer zeggen want de rood aangelopen rotte mispel had me na een korte aanloop een gigantische duw tegen mijn schouders gegeven. Ik gaf graag mee. En suisde zo, de armen naar voren uitgestrekt als was het een scene uit De Dikke en De Dunne,  de openstaande manshoge koelkast in. Alwaar de bruidstaart stond opgesteld in een metalen rek. Tot aan de ellebogen schoof ik niet onzacht de zoete slagroom met karamelsaus in. Na een moment van diepe stilte kreeg ik duizend excuses. En werd die avond nog een rooster opgesteld waarmee wij in een roulerend systeem van rust-en eetpauzes werden ingedeeld.

Ik herinner me partners, familieleden en ‘vrienden’, kennissen en anderen om mij heen die op een oneigenlijke, passief-agressieve wijze met me omgingen.
Me zwijgend en mokkend iets probeerden te duiden. En als dat niet hielp, een woedeaanval van je welste inzetten. Om vervolgens recht in mijn gezicht de goorste leugens over mij te verkondigden. Zonder met hun ogen te knipperen. En dat alles achter mijn rug herhaalden. Keer op keer. Tegen wie het maar comfortabel vond om het aan te horen
Natuurlijk heb ik geen advocaat ingezet.
Wel heb ik ze een voor een vertelt , recht in hun gezicht, wat hun gedrag met me deed.
Zwijgen en negeren was mijn deel.

Goed nieuws kwam er,  dit weekend.
De ontmaskering van de zichzelf feliciterende en omhoog applaudiserende medemens.
De wijze waarop het gedrag van Matthijs Van Nieuwkerk bij DWDD vakkundig is geresearched en beschreven in het artikel in De Volkskrant van zaterdag schetst een fascinerend en ontluisterend beeld van hoe een mens zich verhouden kan tot een ander mens. Als de machtsverhoudingen weg zijn. Dat niet alleen: hoe de medemens wegkijkt van schade die aan een ander wordt toegebracht. Uit angst zelf de volgende te worden. Hoe zwijgen aldus voortgang geeft aan gedrag dat op het psychopatische af is.

Niet vergeten, dat niet alleen in de politiek, de televisiewereld of de entertainmentindustrie narcistische persoonlijkheden mensen tot een schim van zichzelf weten te mishandelen.

In de huizen en tuinen van duizenden onschuldige burgers wordt ook huisgehouden door mensen als Van Nieuwkerk. Vaders zijn het vaak, ook moeders.
Die de ziel roven van kinderen en partners. Terwijl andere mensen ernaar kijken. Om ervan weg te kijken.

Geen research vindt daar plaats. Geen krant die erom maalt, om exact ditzelfde soort verhalen dat achter gesloten deuren plaatsheeft.

Van Nieuwkerkjes zijn overal.
En de werkwijze is hetzelfde.
Als je verbijsterd bent over de gang van zaken zoals beschreven rondom Van Nieuwkerk in de krant van zaterdag, dan heb je iets geleerd.

Niet weg te kijken namelijk.
Als je op straat, op school, op je werk of in je gezin te maken hebt met dit soort gedrag.
Het kan alleen voortbestaan bij de gratie van langdurig en gewelddadig zwijgen.

Van Nieuwkerk is vandaag opgestapt bij BNN/Vara onder druk van de publieke opinie.
Daaruit blijkt: met één zijn we niemand.
Met meer dan 70 getuigenissen zijn we een jury.

Het kostte de moed van slechts één iemand om te starten met praten.
Nooit zwijgen als een psychopaat, despoot, bullenbak, narcist of kutdirecteur huishoudt op je werk, school of sportclub.
Wees de eerste die spreekt. Altijd.
Zwijgen is zilver.
Spreken is goud.


Reacties

Populaire posts van deze blog

Echec

    Je leugens liggen nu op straat. Als de zon schijnt, worden ze hel verlicht. Regent het, dan worden ze slijmerig, als mos of alg. Niet alleen ik hoorde je leugens opnieuw. Hij hoorde het ook. Toch schaamde je je nergens voor. Geen enkele vraag heb je beantwoord. Geen enkele. Noch die van hem, noch die van mij. Je haalde letterlijk steeds je schouders op en liet drie zinnen rouleren: -daar heb ik al een keer iets over gezegd -ik heb geen zin om erover te praten -daar weet ik niets meer van. De armzalige munitie van een leugenaar. Die een schot hagel lost. Maar geen doel treft. Toen ik je lang aankeek, deed je er alles aan om mijn blik te ontwijken. Je nam slok na slok van je als stevig houvast meegebrachte fles water. Dorst had je niet. Grip had je nodig. Op jouw glibberige pad dat onvermijdelijk naar beneden leidde. Tegen al je verwachtingen in. Tegen al je duistere verachting in. Je waterfles was je schraag. Hij hielp je niet. Want o

Vrij.

    Zoals je een gewonde duif zou optillen, Met alle voorzichtigheid die van je zachte handen een schep maakt. Zodat je zien zou waar de wond zit. Geronnen bloed, de witte botten zichtbaar in de rauwe wond. Zo. Zo zal het zijn als de schade schande wordt. Wanneer de schade tot schande wordt gemaakt. Die wond: een rotte plek in je ziel. Schuldenaar van de zonden van de anderen.   Zoals je mond wolkjes maakt op koude sneeuwdagen Wolkenadem door de vochtige kilte. Zo ijl ben je zelf geweest, onstoffelijk. Een schim van jezelf. Een gedaante, een droombeeld wellicht. Zo. Zo zal het zijn als de waarheid werkelijkheid wordt. En het getij van gevoel door je heen slaat als razend. Raakbaar word je. In plaats van onaanraakbaar. Je bent de duif die opgepakt wordt. Wiens wonden verzorgd worden. Al die gebroken botten heel. En de bestraffing. En de vergelding. Ze zullen met elke klapwiek van genezen vleugels verdwijnen.   Zo zal het zij

Reptiel.

  Voor de aangekondigde dood klopt hij op de deur. Treedt binnen en neemt een stoel. Je hoeft hem niets te vragen. Hij legt zijn warme arm om je heen, kijkt je diep in je ogen en betuigt alvast zijn medeleven. Zijn hese stem maakt hem geloofwaardig. De weken daarna is hij steeds in de buurt. Als een schaduw lijkt hij jou te volgen. Het is of hij je observeert vanuit zijn comfortabele positie op die stoel in jouw woning. Terloops vraagt hij naar de dingen die zullen achterblijven. Het horloge. De klok. Het schilderij. Hij zal thee voor je maken in jouw eigen huis. Het weekend daarna komt hij weer. Tot en met de dood blijft hij komen. Zijn handen op de tafel gelegd. Werkeloos. De vingers spelend met een van de vele sigaretten die hij rookt. Zijn ogen ontwijken de jouwe. Je hoeft hem niets te vragen. Na een onaangekondigde dood is hij de eerste die op de deur klopt. Zwijgend veegt hij zijn voeten op jouw mat. Hij zal ruiken naar rotte herfstbladeren, regen