Doorgaan naar hoofdcontent

Posts

Posts uit 2023 tonen

Grens.

  Ik trok een streep. Recht voor mijn voeten. Aan de andere kant van de streep stond zij. Voor haar was die streep bedoeld. ‘Niet meer’ , was mijn boodschap. ‘Stop’. De reactie was bekend. Een explosie die zijn weerga niet kende. Niemand reageerde. Behalve mijn vriend. Ook daarop was de reactie als vanouds. De stiltebehandeling werd als een natte, klamme deken over de situatie en over ons gelegd. Zodat een eventueel gesprek gesmoord zou worden in een intense geluidloosheid, even gesloten als een pikdonkere hemel zonder sterrenlicht. Toch sprak ik wel degelijk. Tot gekmakend toe. Over ons, het gezin dat we eens waren, mijn dochter. Over haar leugens tegen mijn dochter. Over ouders voor wie het niet meer achterwege hoefde te blijven, klaarblijkelijk. Over familie van elkaar zijn. Ik ontdekte een kleurige caleidoscoop aan verdraaiingen. Verminkingen van de werkelijkheid. Fabels. Leugens. Allemaal schriftelijk opgedist als waarheid. Want recht in mij

Misnoegen

  Ze at haar broodje met de finesse waarmee wel meer mensen met ernstig overgewicht eten naar hun mond brengen. Het voedsel tussen twee vingertoppen houdend, het zo lichtvoetig mogelijk vasthoudend. In een haast fysieke ontkenning van de aanwezigheid van de mondkost. Ze poogde het broodje zo sierlijk mogelijk en in zo veel mogelijk kleine porties steeds naar haar mond te brengen. Zuinigjes. Nauwelijks de lippen openend om de proviand naar binnen te schuiven. De verloochening van eten. Dat was wat ze ten toon spreidde. Ze zat tegenover haar man waar alle kleur in de loop de jaren uit leek te zijn verdwenen. Zijn peper -en zoutkleurige haar stond kortgeknipt maar rechtop op de grauwe schedel. Ze aanschouwde wrevelig en zwijgend   hoe hij gulzig de broodjes, de worst, alle kaas en koffie naar binnen schoof. Af en toe zei ze iets tegen hem. Over de anderen om hen heen. Dan keek hij abrupt naar degene die ze net had besproken. Met bleke ogen. Die schielijk weer naar zij

Schending.

  Daar staat hij Naast mijn   bed Zijn schaduw groter dan de maan buiten het venster waarnaar ik zojuist nog keek. Zijn schijn een rots, een berg en een totale zonsverduistering.   Zijn stem die onophoudelijk tot mij spreekt, mij breekt. Zijn smerig fluisteren beneemt mij alle adem. De kamer is klein als een doos, een kist, een lijkkist.   Ik wend mijn hoofd van hem af om zijn blik te ontwijken. Het kind is daar, aan de overkant van de gang. Ik leg haar woordeloos mijn wil op. Met elke vezel in mij wil ik haar slapend. Van hier in deze gevangenis, tot aan de overzijde van de gang. Slaap, lief meisje. Slaap. Hij zit op de rand van het matras nu, zijn koude ogen vlakbij de mijne. Ik luister zwijgend naar zijn woorden. Ik knik langzaam met gesloten ogen en sluit de deur naar mijn hart. Sluit de luiken naar mijn geest. Trek het zeil over mijn ziel. Uit alle macht spreek ik zwijgend tot mijn slapende kind aan de overkant. Slechts een deur en

Reptiel.

  Voor de aangekondigde dood klopt hij op de deur. Treedt binnen en neemt een stoel. Je hoeft hem niets te vragen. Hij legt zijn warme arm om je heen, kijkt je diep in je ogen en betuigt alvast zijn medeleven. Zijn hese stem maakt hem geloofwaardig. De weken daarna is hij steeds in de buurt. Als een schaduw lijkt hij jou te volgen. Het is of hij je observeert vanuit zijn comfortabele positie op die stoel in jouw woning. Terloops vraagt hij naar de dingen die zullen achterblijven. Het horloge. De klok. Het schilderij. Hij zal thee voor je maken in jouw eigen huis. Het weekend daarna komt hij weer. Tot en met de dood blijft hij komen. Zijn handen op de tafel gelegd. Werkeloos. De vingers spelend met een van de vele sigaretten die hij rookt. Zijn ogen ontwijken de jouwe. Je hoeft hem niets te vragen. Na een onaangekondigde dood is hij de eerste die op de deur klopt. Zwijgend veegt hij zijn voeten op jouw mat. Hij zal ruiken naar rotte herfstbladeren, regen

Vrij.

    Zoals je een gewonde duif zou optillen, Met alle voorzichtigheid die van je zachte handen een schep maakt. Zodat je zien zou waar de wond zit. Geronnen bloed, de witte botten zichtbaar in de rauwe wond. Zo. Zo zal het zijn als de schade schande wordt. Wanneer de schade tot schande wordt gemaakt. Die wond: een rotte plek in je ziel. Schuldenaar van de zonden van de anderen.   Zoals je mond wolkjes maakt op koude sneeuwdagen Wolkenadem door de vochtige kilte. Zo ijl ben je zelf geweest, onstoffelijk. Een schim van jezelf. Een gedaante, een droombeeld wellicht. Zo. Zo zal het zijn als de waarheid werkelijkheid wordt. En het getij van gevoel door je heen slaat als razend. Raakbaar word je. In plaats van onaanraakbaar. Je bent de duif die opgepakt wordt. Wiens wonden verzorgd worden. Al die gebroken botten heel. En de bestraffing. En de vergelding. Ze zullen met elke klapwiek van genezen vleugels verdwijnen.   Zo zal het zij

Echec

    Je leugens liggen nu op straat. Als de zon schijnt, worden ze hel verlicht. Regent het, dan worden ze slijmerig, als mos of alg. Niet alleen ik hoorde je leugens opnieuw. Hij hoorde het ook. Toch schaamde je je nergens voor. Geen enkele vraag heb je beantwoord. Geen enkele. Noch die van hem, noch die van mij. Je haalde letterlijk steeds je schouders op en liet drie zinnen rouleren: -daar heb ik al een keer iets over gezegd -ik heb geen zin om erover te praten -daar weet ik niets meer van. De armzalige munitie van een leugenaar. Die een schot hagel lost. Maar geen doel treft. Toen ik je lang aankeek, deed je er alles aan om mijn blik te ontwijken. Je nam slok na slok van je als stevig houvast meegebrachte fles water. Dorst had je niet. Grip had je nodig. Op jouw glibberige pad dat onvermijdelijk naar beneden leidde. Tegen al je verwachtingen in. Tegen al je duistere verachting in. Je waterfles was je schraag. Hij hielp je niet. Want o

Saluut.

         Daar lag het boek. Op de grote tafel in de kringloop ,waar de hitte van buiten nog niet was doorgedrongen. Een kloek,rood boek was het.  Met -in gele diepdruk- de tekst ‘Kleine Sjang’. Plotseling was het enkele jaren terug in mijn hoofd. De uitvaart van E. Die ze nog helemaal zelf had geregeld en bedacht. Waarbij haar moeder een stukje voorlas uit ‘Kleine Sjang’. En vertelde dat E. vlak voor haar overlijden een tatoeage had laten zetten naar een illustratie uit dit boek. Nooit had ik het boek gezien. Nooit de tekening die later een inktmerk op de arm van E . zou worden. Waarmee ze begraven zou worden op de plek waar ik haar nog steeds   gedag kom zeggen. Ik pakte het boek op. Een hele oude uitgave, ergens uit de jaren vijftig. Ik liet de gelige pagina’s door mijn vingers ritselen. Bekeek de prachtige tekeningetjes die in enkele pennenstreken een jongetje, een paar huizen , een gezicht verbeeldden. En daar zag ik een tekening zoals E.’s moeder

Musea

  Ooit droomde ik enkele malen exact hetzelfde. Op een grote vlakte droom-wandelde ik langs manshoge bomen. In elk van die bomen zat een holte. Waarin- zo zag ik in die terugkerende droom- dode lichamen werden geplaatst. Ze werden er met de voeten eerst in neergelaten, via het gat. Waarna de stijve lichamen vanzelf naar beneden zakten in de holte. Ik droomde veel, vroeger. Ook dromen die steeds terugkeerden. Maar deze stopte gelukkig na een keer of vier. Gister ontving ik van M. op de stoep voor haar huis een van de prachtigste giften die ze me ooit gaf. M. reisde veel in haar leven. Haar woning is een museum vol schatten uit Egypte, Griekenland, India, IndonesiĂ« . Haar geheugen een databank vol gedetailleerde verhalen uit een wereld die niet meer bestaat. Ze geeft mij en Meisje M. met regelmaat een stuk uit haar prachtige verzamelingen; een handbeschilderd doosje van gelakt papier machĂ©, Een turquoise stenen scarabee. Een zilveren speld in de vorm van een orchid

Jij.

  Praten. Maar niet met mij. Loeren. Maar niks meer zien. Vissen. Maar niks vangen. Dissen. En tevreden zijn met niks. Verhalen ophangen. Maar de waarheid niet spreken. Elkaar liken. Maar niks voelen. Likken. En trappen. Slijmen. En niets slikken. Alles voor de BĂĽhne. Niks voor echt. Poeslief naar buiten. Keihard van binnen. Nooit sorry zeggen. Wel je wonden likken ten overstaan van derden. Zelf aangebrachte strepen rood. Geen bloed in jouw aderen. Geen ziel in je lijf. Koude sneren. Lege woorden. Dode blikken. Oorverdovende stilte in jou. Ik wens je geluk. Je verdient veel liefde. Warmte in je koude hart. Oprechte vrienden. Die zien wie je bent. En waarvan iets te leren valt.

E.

  Er is dit meisje. Klein van stuk, met een gezichtje zo perfect alsof het een schilderij is. Huid van porselein, ogen zwart. Een stem, hees van zacht spreken. Zij verbergt haar gezicht achter haar handen, achter de rand van haar sweater. Schuin achter een stukje capuchon. Zij glijdt onder de dekens als ik dag kom zeggen. Uit beeld wil ze. Steeds maar uit beeld. Tweemaal kwam ze lang logeren. Tweemaal liep ze onmiddellijk daarna weg van het pleeggezin waar ze woont. Zo de donkere nacht in van deze stad. Naar het stationsgebied waar je je goed verstoppen kunt tussen rails en gebouwen. Grijze schaduwen en zwart verdriet. Tegen niemand spreekt ze over wat ze voelt. Maar er moet een samenhang zijn tussen hier logeren en dan daar weglopen. Gisteren vertelde ze er iets over aan Meisje M. Het was een glimp, een inkijkje in een inktzwarte achtergrond. Meteen daarna stuurde ze mij een app waarin ze haar excuus maakt voor dingen die geen sorry verlangen. En waarin ze

Jan Marinus Van 't Hof Grebbeberg

  (geschreven op 5 mei 2020) Gister herdachten we de doden. Ik dacht aan Jan Marinus van 't Hof. In de meidagen van 1940 vocht hij als sergeant op de Grebbeberg. Samen met leden van zijn compagnie is hij door de Duitsers bij villa Huize Rust wat aan de Grebbeweg op 13 mei gevangengenomen en in de tuin van het huis geĂ«xecuteerd. Hij was pas 27 jaar. Zijn ouders hoorden enkele weken daarna van de dood van hun zoon. In de krant De Graafschapsbode van 7 juni 1940 stond dit bericht: "Met zekerheid kan thans worden medegedeeld, dat bij den strijd aan de Grebbelinie als sergeant bij de mortieren op Tweeden Pinksterdag de grenscontroleur J.M. v. 't Hof is gesneuveld en aldaar tevens is begraven. De heer Van 't Hof was voor den vreemdelingendienst gestationeerd als grenscontroleur te Netterden. Hij stond bekend als een humaan en plichtsgetrouw ambtenaar, die bij allen, die hem kenden, gezien was om zijn behulpzaamheid en zijn opgewekt karakter. Zijn ouders, die te Nijmegen wo

Smakelijk.

  Ik weet het. Ik ben niet de gemiddelde lezer. Ik ben journalist, copywriter en ghostwriter. Taal is, zeg maar, mijn ding. Daarenboven ben ik de 50 al gepasseerd, dus zogenaamd niet meer salonfähig waar het modernigheden zou betreffen. Toch kreeg ik ruim kippenvel tot op de huig van hetgeen ik zojuist las op de website van tijdschrift Linda. Op Linda.nl staat een lifestylerubriek waarin mode besproken wordt. Stijn de Vries , presentatreutel van onder andere tv-programma Spuiten en Slikken heeft zich inmiddels opgewerkt tot spokesperson voor, nou ja, zeg maar elk onderwerp dat hip en happening is. Hij mag op Linda.nl zijn plasje doen. Ditmaal over de kledingstijl van zangeres Anouk. Bij tien foto's mocht hij een klein commentaartje schrijven. Zijn eerste regel tekst bij de eerste foto: 'Ik ga hier dus heel lekker op'. Ik heb ongeveer twintig seconden naar deze zin zitten staren. Waarna een aantal onaangename gevoelens naar boven borrelden. Het kipp

Miss V.

  Facebook voert mij mijn eigen herinneringen. Zo ben ik steeds opnieuw maar onverwacht getuige van de conversaties die ik onder mijn eigen berichten had. In enkele gevallen betreft het korte uitwisselingen met V. Elke feed die zo’n herinnering bevat, slaat me onverwacht in het gezicht. Want V. Is er niet meer.  Toch zie ik onze grapjes, gedeelde memories, fragmenten van een lange vriendschap: alles op datum en jaartal gesorteerd. Ik herinner mij zo niet alleen het maken van het Facebookbericht en de online gespreksstof die ons dat opleverde. Ik zie dan plotseling alles . Van hoe we elkaar op school ontmoetten en zij me enkele maanden later, staand op straat, onze fietsen tussen onze benen,vertelde wat haar was overkomen. Helemaal tot en met de laatste tijding die ik kreeg aan de telefoon, over haar dood. Ik moest me vasthouden aan mijn aanrecht die dag, zo sloeg de mededeling van haar overlijden in als een bom. Het leek of de bodem onder mijn bestaan werd