Doorgaan naar hoofdcontent

E.


 

Er is dit meisje.

Klein van stuk, met een gezichtje zo perfect alsof het een schilderij is.

Huid van porselein, ogen zwart.
Een stem, hees van zacht spreken.
Zij verbergt haar gezicht achter haar handen, achter de rand van haar sweater. Schuin achter een stukje capuchon. Zij glijdt onder de dekens als ik dag kom zeggen. Uit beeld wil ze. Steeds maar uit beeld.
Tweemaal kwam ze lang logeren.
Tweemaal liep ze onmiddellijk daarna weg van het pleeggezin waar ze woont.
Zo de donkere nacht in van deze stad. Naar het stationsgebied waar je je goed verstoppen kunt tussen rails en gebouwen. Grijze schaduwen en zwart verdriet.
Tegen niemand spreekt ze over wat ze voelt. Maar er moet een samenhang zijn tussen hier logeren en dan daar weglopen.
Gisteren vertelde ze er iets over aan Meisje M.
Het was een glimp, een inkijkje in een inktzwarte achtergrond.

Meteen daarna stuurde ze mij een app waarin ze haar excuus maakt voor dingen die geen sorry verlangen.
En waarin ze mijn kind aanraadt een betere vriendin dan zij is, te zoeken.
Het zijn kleine openingen , die ze geeft.
Waardoor het licht naar binnen kan.
Ik stuurde haar gister een ingesproken bericht terug.

En vanmorgen een app. Waarin ik onder andere liet weten dat ik een enorme wilskracht in haar waarneem.
En dat het die wilskracht gaat zijn, die haar boven dit alles uit zal doen tillen.
Ik spoor haar aan.

Om te komen.
Voor niks.
Om hier gewoon te zijn.
Of, als ze wil, te praten.
Met twee mensen die ook weten wat verdriet betekent.
Hoe godvergeten eenzaam je je daardoor voelt.

Hoe afgesneden.

Lord have mercy.

Dit meisje is net 15 jaar.

Have mercy.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Echec

    Je leugens liggen nu op straat. Als de zon schijnt, worden ze hel verlicht. Regent het, dan worden ze slijmerig, als mos of alg. Niet alleen ik hoorde je leugens opnieuw. Hij hoorde het ook. Toch schaamde je je nergens voor. Geen enkele vraag heb je beantwoord. Geen enkele. Noch die van hem, noch die van mij. Je haalde letterlijk steeds je schouders op en liet drie zinnen rouleren: -daar heb ik al een keer iets over gezegd -ik heb geen zin om erover te praten -daar weet ik niets meer van. De armzalige munitie van een leugenaar. Die een schot hagel lost. Maar geen doel treft. Toen ik je lang aankeek, deed je er alles aan om mijn blik te ontwijken. Je nam slok na slok van je als stevig houvast meegebrachte fles water. Dorst had je niet. Grip had je nodig. Op jouw glibberige pad dat onvermijdelijk naar beneden leidde. Tegen al je verwachtingen in. Tegen al je duistere verachting in. Je waterfles was je schraag. Hij hielp je niet. Want o

Vrij.

    Zoals je een gewonde duif zou optillen, Met alle voorzichtigheid die van je zachte handen een schep maakt. Zodat je zien zou waar de wond zit. Geronnen bloed, de witte botten zichtbaar in de rauwe wond. Zo. Zo zal het zijn als de schade schande wordt. Wanneer de schade tot schande wordt gemaakt. Die wond: een rotte plek in je ziel. Schuldenaar van de zonden van de anderen.   Zoals je mond wolkjes maakt op koude sneeuwdagen Wolkenadem door de vochtige kilte. Zo ijl ben je zelf geweest, onstoffelijk. Een schim van jezelf. Een gedaante, een droombeeld wellicht. Zo. Zo zal het zijn als de waarheid werkelijkheid wordt. En het getij van gevoel door je heen slaat als razend. Raakbaar word je. In plaats van onaanraakbaar. Je bent de duif die opgepakt wordt. Wiens wonden verzorgd worden. Al die gebroken botten heel. En de bestraffing. En de vergelding. Ze zullen met elke klapwiek van genezen vleugels verdwijnen.   Zo zal het zij

Reptiel.

  Voor de aangekondigde dood klopt hij op de deur. Treedt binnen en neemt een stoel. Je hoeft hem niets te vragen. Hij legt zijn warme arm om je heen, kijkt je diep in je ogen en betuigt alvast zijn medeleven. Zijn hese stem maakt hem geloofwaardig. De weken daarna is hij steeds in de buurt. Als een schaduw lijkt hij jou te volgen. Het is of hij je observeert vanuit zijn comfortabele positie op die stoel in jouw woning. Terloops vraagt hij naar de dingen die zullen achterblijven. Het horloge. De klok. Het schilderij. Hij zal thee voor je maken in jouw eigen huis. Het weekend daarna komt hij weer. Tot en met de dood blijft hij komen. Zijn handen op de tafel gelegd. Werkeloos. De vingers spelend met een van de vele sigaretten die hij rookt. Zijn ogen ontwijken de jouwe. Je hoeft hem niets te vragen. Na een onaangekondigde dood is hij de eerste die op de deur klopt. Zwijgend veegt hij zijn voeten op jouw mat. Hij zal ruiken naar rotte herfstbladeren, regen