Doorgaan naar hoofdcontent

Posts

Posts uit april, 2012 tonen

Alleen.

Meisje M. zat onder de tafel in de ruimte die als huiskamer dient voor alle dementerende mannen en vooral vrouwen. Haar oma at met dichte ogen een boterham met kaas. Het was half tien in de ochtend. Niemand zei wat. Meisje M. trok voorzichtig aan de broekspijp van haar oma. ‘Auw!’ riep die vervolgens heel hard. Zonder erbij te lachen, Het was welgemeend. Het kwam uit de grond van haar hart Niemand keek ervan op. Vanonder de tafel keek meisje M. naar mij. Ze zag er rustig uit. De flamencojurk die ze vanochtend aan wilde, lag als een rood met zwart gestippelde bloem rond haar benen op de parketvloer. Nogmaals zag ik het kleine handje naar de broekspijp van oma reiken. Twee kleine rukjes volgden. De hele snuit van meisje M stond op lente, zomer. ‘Auw!’riep oma, nog veel harder nu. ‘Hé, hou eens op met je schoenen tegen mijn benen te schoppen!’ En er volgde een scheldwoord. Ik zei tegen mijn moeder dat ik niet wilde dat ze mijn dochter uitschol

Kicken.

Nu oma niet meer thuis woont, mag meisje M.spelen met de oude kanten handschoenen die oma al meer dan vijftig jaar met alle omzichtigheid bewaarde. Ze liggen in de speelgoeddoos bij opa. Afgelopen week zag ze het zwarte en het witte paar handschoenen liggen. Bovenop de Lego. Zonder dralen trok ze haar rok en maillot uit en plaatste het witte paar aan haar blote voeten. Daarna kwam ze met een paar malle sprongen naar mij toe. 'Mama, kijk!' ze ze trots en ging op haar hakken staan, zodat haar tenen de vingers van de handschoenen in de lucht lieten waaien. " Ik ben ah kikkah!' sprak ze trots.

Verdomd.

Precies dertien maanden nadat het gebeurde, was er een rommelmarkt. In die straat waar ik mijn eerste eigen woning betrok. Het Verdomhoekje, heet die buurt in de volksmond. Omdat alle verdomden er wonen. De laag geschoolden, de bijna-zwakzinnigen met kinderen, de armen. De a-scocialen, de dealers, de pooiers, de verdoemden zonder hoop. Samen met meisje M. liep ik tussen de kraampjes in dat Verdomhoekje. Links en rechts kregen onwillige kinderen een draai om hun oren. Moeders scholden vaders uit. Uitgebluste vaders flirtten vruchteloos met voorbijgangsters, een blikje bier in de hand. Het was elf uur in de ochtend. Meisje M. was in de zevende hemel. Overal werd speelgoed verkocht. Lelijk speelgoed. Kapot geknuffelde paarse pony’s. Barbies met afgeknipte haren. Bevlekte puzzels, besmeurde prentenboeken, videobanden van De Reddertjes. Vier maal in een uur tijd kreeg meisje M. gratis  iets aangeboden. Eerst kreeg ze van een man met een dikke buik

Toer.

Miss V.schreef me wat ze zich herinnerde van onze dagen in Parijs. Haar verhaal katapulteerde mij rechtstreeks terug naar die tijd. Net twintig waren we. En nergens bang voor. We reisden met de allergoedkoopste volledig georganiseerde bejaardenbusreis naar die prachtige stad. Stapten uit op de plek waar de bus als eerste stopte. Zwaaiden niet eens naar de hostess die verbijsterd voor het eerst kennismaakte met deelnemers die niet georganiseerd wilden zijn. We namen niet deel aan de verplichte dagprogramma’s maar meldden ons dagen later pas weer op het tijdstip van vertrek terug naar Nederland. In die tussentijd liepen, praatten, keken en zwegen we. De dagen begonnen vroeg en duurden lekker lang. We moesten ons elke avond haasten om de laatste metro terug te halen naar het hotel. We ontmoetten getroebleerde jongens van onze leeftijd waarmee we middagen doorbrachten, zittend op trappen en stoepen. We observeerden de Parijzenaars vanaf onze lokatie op de rand v

Schijn.

Middenin dat vileine oog van de peuterpuberteit zat meisje M. achterin de auto. Ze hing schuin tegen de leuning van haar stoeltje , en deed een goedgelijkende imitatie van Joep Meloen. Ze schreeuwde er heel hard bij. Daarna zakte ze scheef tegen de armleuning en zei dringend:  ‘Kijk, mama!’ Ik keek even om, mijn handen op het stuur. Meisje M. had haar ogen dicht. Haar net geknipte haren hingen voor haar gezicht. Ze zag er engelachtig uit, ware het niet dat de hele auto nog gevuld leek met haar duivelse schreeuwen, van zojuist. ‘Ik zie het’ zei ik, en keek weer voor me. ‘Ik is dood’ klonk het sinistere antwoord vanaf de achterbank. Het was van korte duur, de stilte van het gestorven zijn. Meteen daarop volgde een vogelachtig gekrijs en was meisje M. weer uit haar schijndood herrezen. Waarmee haar hoofd gevuld is, deze pubertijddagen, maakt ze onomwonden duidelijk. Van ‘ik vin jou heel stom’ tot ‘ik houffajou’: alles wordt luidkeels geverbaliseerd. I

Grijs.

Hoe knellend een band tussen moeder en dochter kan zijn vertelt de  documentaire Grey Gardens ( 1975) , gemaakt door de broers Albert en David Maysles. Hun fascinerende film laat het excentrieke, bizarre leven zien van de tante en nicht van Jacqueline Kennedy.    Deze moeder en dochter zijn veroordeeld tot elkaar.  Hun namen zijn zelfs gelijk: beiden heten Edith Bouvier Beale.    Hun toepasselijke bijnamen: Big Edie en Little Edie. De ‘Edies’ leven in Grey Gardens, hun totaal vervallen landgoed in The Hamptons.  Vanwege de erbarmelijke staat van het huis werden ze met uitzetting bedreigd.  De documentaire toont de wasberen, tientallen katten, het rondslingerende vuilnis, de gebroken ruiten en de vlooien te midden waarvan de dames al jaren leven.  De Edies wonen voornamelijk in hun slaapkamer, de wilde    -en de huis- dieren doen hun behoefte achter een groot schilderij, de dames overleven voornamelijk op ijs dat ze met een oude lepel zo uit de kartonnetjes eten.

Kijken.

  Op 17 december   stierf Kim Jong-il, de leider van Noord-Korea aan een hartaanval tijdens een treinreis, zo maakte de Noord-Koreaanse staatsomroep op 19 december 2011 bekend. Enkele dagen na zijn dood werd door buitenlandse bronnen getwijfeld aan de doodsoorzaak. En werd er bericht dat hij mogelijk thuis was overleden aan de gevolgen van een slepende ziekte. Op 28 december, na drie dagen nationale rouw, werd hij met veel ceremonieel begraven. Gadegeslagen door klaarblijkelijk sterk geëmotioneerde burgers langs de stoet, die zich hysterisch huilend op de kasseien wierpen. Op deze dag lag het openbare leven in heel het land plat tijdens drie minuten stilte. Het was, kortom, een schitterend toneelstuk. Staatsmedia kondigden aan dat het lichaam van Kim permanent opgebaard zou worden in het Kumsusan-mausoleum in Pyongyang, naast dat van zijn vader. Ook zouden er herdenkingstorens voor Kim Jong-il worden gebouwd en wordt zijn verjaardag, 16 februari, omgedoopt tot &

Rijk.

Gesprek met Grote E. uit H. Aan de telefoon. Over de kermis in H., Henk Mooi, de fazant genaamd Poetin, kinderen, de peuterpuberettes, je jeugd, de liefde, hartzeer, houden van, alleen-zijn, over tijdens een lang telefoongesprek gebiologeerd naar het plafond staren, vriendschap. Over de rol van vaders en moeders. Over het geluid dat de boksbal liet horen, wanneer die op de kermis in de hoogste stand werd geslagen. Over de serie The Bridge. Over de serie The Killing. Over Saving Grace, elke zondag op tv. Over wolven. Egel-schedeltjes. Waterstofperoxide waarmee je road-kill schedeltjes kaal maakt. Over de onvolmaaktheid van de liefde. Over wat de liefde een man doet. Over wat de liefde een vrouw doet. En wat nou het verschil maakt. Als je op een doodgewone dinsdag zo'n gesprek hebt, met zo'n Grote Man, dan ben je rijk.

Rups.

Toen meisje M.met haar moeder op de Paas-kermis een rit in 'de rups' achter de rug had, die ook nog halverwege werd overdekt met een doek, was ze er helemaal stil van. Ze deed precies hetzelfde als haar moeder 40 jaar geleden deed. Terwijl iedereen uitstapte, bleef meisje M. doodstil zitten in de lege attractie. Ze verwerkte geluid, beeld, sensatie en emotie doodstil en in afzondering helemaal in haar eentje. Daarna deed ze hetzelfde als haar moeder deed, vanaf het moment dat die ooit met de kermis in aanraking kwam. Op naar de volgende attractie. En de volgende. Mensen, dieren, muziek en geluid in zich opzuigend. Tot ze niet meer kon.

In Zicht.

Was bij R. in haar huis op een van de mooiste locaties van Nederland. Op een steenworp afstand van het kasteel. Een van haar twee poezen lag in de tuin op de schommelbank. Meisje M. sprak haar van een afstand vriendelijk maar onverstaanbaar toe. R. hoopt dat ze een nestje krijgt. Ik hoop dat dat nestje kwa timing zo uitkomt, dat ik van die mini-poes een mini-kitten kan hebben. Voorts deed R. mij een aantal inzichten aan de hand. Zomaar, al pratend en helemaal niet expres. Dit is de belangrijkste; dat je soms geen motivatie meer hebt om een probleem te tackelen. En dat dat het juiste moment is om Even Helemaal Niks Meer Te Doen. Ik dacht aan de problemen in mij. En die om mij heen. Ik dacht aan gister, toen ik op de fiets reed en hardop zei dat ik iemand losliet. Daarna zei ik het in mijn hoofd. Iets leek mij te verlaten. Iets heel zwaars. Motivatie, is het sleutelwoord. Dank, R.

Kohentie.

  Nog voor Marco Borsato was uitgevonden, had Italië Riccardo Cocciante al. Deze zanger met het hese stemgeluid werd in 1946   geboren in Frankrijk, verhuisde op zijn elfde naar Rome en ontwikkelde zich daar als autodidact tot een van de succesvolste zangers in het Italiaanse taalgebied. Niet gehinderd door zijn uiterlijk -dat het midden houdt tussen Dennie Christian en een van de kleurrijke figuranten uit The Lord Of the Rings- zong Cocciante inmiddels 35 albums vol met voornamelijk prachtige ballads. Zijn bekendste plaat is ‘Sincerita’ uit 1983, waarmee hij internationaal doorbrak. Toen mijn vriendin K. voor weekblad V. begin jaren negentig als journaliste de voor mij jaloersmakende kans kreeg de zanger te interviewen, deed ze mij daarna even minutieus als bruut verslag van de ontmoeting. Cocciante was toen precies even oud als ik nu ben. ‘Hij kwam tot hier’ begon K. twintig jaar geleden haar betoog. Ze wees net iets boven haar heupbot. ‘En hij droeg enkellaar

Erger.

In de oudste winkelstraat van U. was een streekmarkt aan de gang. Een vrouw met twee hondjes   was gestopt bij de kraam waar de paardenslager obsceen grote worsten aanprees. Ik keek en hele poos naar de kleinste van de twee hondjes. Het was een vaalgele chihua-hua waarvan het rechterachterpootje diagonaal vanaf de heup zo, hup, de lucht in stak. Het beentje was volledig   intact, goed op lengte met een perfect gevormd klein chihua-hua voetje eraan. Maar het deed het niet. Het kon kennelijk niet horizontaal. Alleen maar schuin, de lucht in. Het diertje had er geen last van. Onder de kraam hompelde het rond op drie pootjes, het geatrofieerde lichaamsdeel nu en dan tegen een balk of doos stotend. Het was een aandoenlijk gezicht. De dag erna zat ik in mijn auto toen naast mij een Opel verscheen. Er in zat een grote man, type politieagent. Hij leek aandachtig naar mijn zijportier te kijken maar toen ik nog eens naar zijn besnorde gezicht keek, zag ik dat hij

Donker.

Het was de zondag voor Pasen. Met Meisje M. betrad ik voor het eerst die prachtig beschilderde kerk waar ik jaren terug zo vaak in mijn eentje   was. Meisje M. gooide een euro in de collectebak en pakte een kaars. Ik hurkte bij haar en vroeg: ‘Voor wie is die kaars?’ ‘Voor mama!’ zei ze opgewekt. ‘Dankjewel, dat vind ik lief’ zei ik. ‘Zullen we de kaars ook voor Oma Piano aansteken?’ Ze knikte en ontstak met grote ernst de kaars, waarna ze hem zelf op de houder plaatste. Ik dacht aan mijn moeder. We gingen zitten in een   lege kerkbank. Meisje M. legde haar witte zeehond netjes naast zich op het glimmend uitgesleten hout. Ik legde mijn hoofd in mijn nek en bekeek de enorme ruimte boven me. Alleen in Normandië had ik een kerk gezien die soortgelijke rijke schilderingen had. In bleke kleuren waren middeleeuwse motieven geschilderd op pilaren, zuilen, muren,   de vloer. Prachtig. Maar ik voelde niks. Toen wel, nu niet meer. Ik schrok ervan. De Latijn

Telkens Weer.

Op de hocker hier liggen oude plaatjes in zachte pasteltinten uit de sixties. Afbeeldingen zijn het, van Brigitte Bardot, The Blue Diamonds en Willeke Alberti, godbetert. Ze liggen er al weken en Meisje M. spreidt ze regelmatig uit, naast het stapeltje foto's van alle poezen, mijn zus, mijn vader, zijzelf, en ikzelf. Van de week kreeg Willeke Alberti ineens warme belangstelling van Meisje M. 'Mama, wie is dat?' Ik zei: 'Die mevrouw kan heel mooi zingen. Wil je een liedje van die mevrouw horen? Het is heel mooi. Kom maar' Meisje M. klom op schoot en ik zocht op You Tube naar 'Telkens Weer'. Daar stond ze, Willeke. Ergens in de jaren negentig, goud-gelokt in een zwart fluwelen jurk voor een statige concertzaal. Het orkest zwol aan. Meisje M. zat doodstil en aandachtig te luisteren, op mijn schoot. Willeke zong ingetogen zoals alleen Willeke dat kan. En de mama van meisje M. vocht alweer tegen al die tranen.

Tranen.

Heen lag er, tegen een boerenschuur iets in de lentezon op de grond. Iets zo afschuw-wekkends, dat het mijn brein een paar seconden kostte om uit de levenloze berg vlekken het kadaver van een koe te ontdekken. Midden in het Belgische landschap lag dat dode dier daar, de poten stijf, de nek juist slap. Een paar honderd meter verderop kuste ik het babyhoofdje van O. die met zijn grote oogjes de wereld aan het ontdekken was. Ik ging liggen op het warme gras in de tuin. Mijn ogen dicht, mijn armen en benen uitgespreid. De nog koude, vochtige aarde onder me drong via mijn bloes door tot in mijn huid. Op mijn gezicht brandde de zon. Ik haalde diep adem. En nog eens. En zei iets, tegen iemand die mij misschien horen zou. Ik herhaalde wat ik zei. Wel tien keer. Ik was kalm van binnen. En heel gelukkig. Er was niets anders dan het hier. En nu. I.kookte voor mij. En kwam bij me zitten toen ik O. op schoot had. Ze huilde even  en ik troostte haar. Ik ging s

Betalen.

Voormalig zanger van de Bee Gees, Robin Gibb, heeft al anderhalf jaar kanker. In zijn darmen en lever. De altijd al magere, bleke Gibb ziet er zo mogelijk slechter uit dan ooit. Het gevecht tegen de ziekte is niet het enige dat hem overkwam. In 1980 verloor hij namelijk zijn jongere broertje en in 2003 overleed zijn tweelingbroer. Een definitief einde aan de Bee Gees. Maar Robin Gibb leeft. Nog steeds. Een feit dat hij alleen kan bevatten als hij gelooft in iets groters dan hijzelf. In een recent interview stelt Gibb: "Hoewel we er altijd heel hard voor hebben gewerkt, denk ik soms dat dit de prijs is die ik moet betalen voor al het succes dat we met de Bee Gees hebben gehad." Prachtig voorbeeld van het aloude Memento Mori, dat het Christendom haar schaapjes eeuwenlang heeft ingewreven. Niets komt voor niets. Een oog voor een oog, een tand voor een tand. Maar er is helemaal geen prijs die we betalen. Er is geen Alziend Oog. Er bestaat gee

Vergeten.

Een 78-jarige, verwarde kankerpatiënt schoot gister twee artsen dood in een dokterspraktijk in Duistland en pleegde daarna zelfmoord. De schietpartij was in het plaatsje Weilerbach in het zuidwesten van Duitsland. Twee artsen kwamen om het leven, een arts-assistente en een agent raakten gewond. In het huis van de man werd een afscheidsbrief gevonden. ''Ik wil geen graf. Ik wil verbrand worden, maar ik wil geen urn. Er moeten geen herinneringen overblijven'', schreef hij daarin. Zo is dat. Damnatio Memoriae, schreef ik al veel vaker. Forget it. Alles wat blijft is juist de herinnering.

Rauw.

Mijn vader liet mij een door hem geschreven tekst lezen over de uitgestelde rouw waarin hij zich bevindt nu mijn moeder in een verzorgingshuis wordt verpleegd.  Ik spreek hem bijna dagelijks.  Toch kende ik niet de reikwijdte van zijn verdriet.  Het brak mijn hart.  Ik huilde. Ik was nog niet eens aan mijn ontbijt begonnen, en ik zat te huilen in de stilte van mijn huis. Verdriet om verlies is universeel.  Maar het meeste ervan vindt plaats net buiten ons gezichtsveld, in de afzondering van je huis, je hoofd, je hart.

Kerk.

F.vroeg me, of ik gelovig was. Dit is wat ik hem schreef: ‘Ik ben altijd gaarne in kerken geweest. Vanwege de stilte en de rust die daar zijn. Ik geloof zelf niet. Maar het ontroert me erg, mensen te zien die gelovig zijn. Ik weet niet waarom. Het is zo. Ben met meisje M.heel veel in IJ. naar de kerk geweest. Vanaf haar eerste jaar. Een prachtige Rooms Katholieke Basiliek, om te kijken naar het preekgestoelte daar. Dat gestoelte is een -uit een Antwerpse schuilkerk afkomstige- enorme kansel van hout. Gemaakt rond 1780. Afgebeeld staat de Heilige Franciscus die tot de dieren sprak 'toen de mensen niet meer naar hem wilden luisteren'. Achter, naast en om hem heen een boom met daarin en daaronder uit hout gesneden lifesize dieren; pauw, konijn, schaap, aap, duif. Dat preekgestoelte was een walhalla voor kleine en ook grote meisjes. Meisje M. vond het er zo heerlijk, ze wilde nooit weg. We waren daar dan helemaal alleen, op een doordeweekse mi

Haar.

Het was kil in huis. Door het shirt met korte mouwen had ik riant uitzicht op het huizenhoge kippenvel op mijn armen. Ik maakte een boterham in de keuken en liep daarna naar de kledingkast. Ik trok een grijs vest aan, ging op de bank zitten en nam een hap van mijn boterham. Op dat moment zag ik het. Op de mouw van dat vest , dat ik lang niet had aangehad, zat een lange witte haar. Een zijde-achtige haar van angora. ‘Ach’ zei ik hardop en ik trok de haar uit de mouw. Kadootje van Poes D., een jaar na haar dood. Ik zette mijn bord weg en bekeek die lange witte draad. Ik zei haar naam. En wist ineens niet wat ik met dat haar moest doen. Weggooien leek geen optie. Dat voelde aan als heiligschennis, als het opnieuw doen doodgaan van die prachtige grote, trotse poes. Ik legde de haar op mijn in een zwarte panty gestoken knie. Ik keek er naar, terwijl ik mijn boterham at. Daarna legde ik D.’s haar op de bank en stond op. Mijn oog viel op de buddha in mijn

Dood.

Ik reed met meisje M. naar mijn vader. Naast mij op de autostoel drie bosjes narcissen voor mijn moeder, bij wie we ook op visite zouden gaan Bij mijn vader lag ik op de bank toen hij   de overbuurvrouw belde. Om te horen hoe het met de gezondheid van haar man was. In een flits zag ik deze mensen in mijn herinnering voor me. Fietsend langs hun huis op late avonden, zag ik ze soms samen dansen in hun kleine huiskamer. Tegen elkaar aangedrukt draaiden ze samen rustig rondjes, op voor mij onhoorbare muziek. Hij groot, sterk, grof. Zij klein, bleek, fragiel. Het leek me toen -als puber- het meest romantische dat je kon bereiken in een relatie; na dertig jaar huwelijk zomaar, op een avond, samen dansen. Ik hoorde mijn vader in   de keuken tijdens het telefoongesprek meermalen haar voornaam uitspreken , met brekende stem. Ik begreep het zonder dat ik het wist. Die grote stille, inmiddels al oude man,   was overleden. Plotseling. Mijn vader bracht me het be

Maan.

Heen liep ik over de brug. Onder mij het bevroren water van de singel. De maan was vol en rond en stond precies boven de kerk. Ik ademde de ijzige lucht in en keek naar mijn voeten die over de platgetreden sneeuwlaag gingen. Ik zag een fantastische film en zat tussen mijn vrienden. Een ervan huilde soms, om de ontroerende schoonheid van het vertelde verhaal. Ik zat tussen mijn vrienden en groot geluksgevoel doorstroomde me. Later proostten we, en praatten we over de dingen van het leven. De gewone dingen. En de buitengewone dingen. Buiten namen we afscheid, ieder met een dikke muts op. Het was laat. Ik liep de weg terug, bijgelicht door die magische maan. Op het ijs van de singel waren vier mensen aan het schaatsen. Twee honden liepen uitzinnig van vreugde over het ijs en speelden met een tak. Bij de prullenbak naast het houten bankje lagen de resten van de gister kapot gespeelde plastic sleetjes; een kermis van felle kleuren. Op een zwerfkei lag een zwarte s