Doorgaan naar hoofdcontent

Toer.


Miss V.schreef me wat ze zich herinnerde van onze dagen in Parijs.
Haar verhaal katapulteerde mij rechtstreeks terug naar die tijd.
Net twintig waren we.
En nergens bang voor.
We reisden met de allergoedkoopste volledig georganiseerde bejaardenbusreis naar die prachtige stad. Stapten uit op de plek waar de bus als eerste stopte.
Zwaaiden niet eens naar de hostess die verbijsterd voor het eerst kennismaakte met deelnemers die niet georganiseerd wilden zijn.
We namen niet deel aan de verplichte dagprogramma’s maar meldden ons dagen later pas weer op het tijdstip van vertrek terug naar Nederland.
In die tussentijd liepen, praatten, keken en zwegen we.
De dagen begonnen vroeg en duurden lekker lang.
We moesten ons elke avond haasten om de laatste metro terug te halen naar het hotel.
We ontmoetten getroebleerde jongens van onze leeftijd waarmee we middagen doorbrachten, zittend op trappen en stoepen. We observeerden de Parijzenaars vanaf onze lokatie op de rand van een fontein. Later, een andere keer, logeerden we in een armoedige Parijse voorstad, tussen kansloze  Noord-Afrikanen. ’s Nachts zag je op het plein onder de smerige flat waar we logeerden de deals, het dealen.
We maakte vreemde foto’s van onszelf in de overal  in de metro aanwezig zijnde pasfotohokjes.
We hadden geen rooie cent dus aten elke dag bij de McDonalds.
Ik zocht dingen in de drie huizenblokken lange superwinkel Tati.
Ik wist niet welke dingen.
Maar ik zocht.
En vond.
Ik kan me die dagen herinneren alsof het gisteren was.
Nu ik nergens meer komen kan omdat een stukje lopen onmogelijk is, lijkt het ongelofelijk dat ik twintig jaar geleden hele dagen op de been was in die wereldstad.
Wat gebleven is, is Miss V.
En het lachen, dat we doen.
Altijd opnieuw is er een ongebruikelijk, onvergelijkelijk gevoel voor humor dat me afgelopen zaterdag nog deed dubbelklappen op de galerij naar haar flat.
Ze deed de deur open.
Dat was eigenlijk alles.
En daar gingen we weer.
Parijs, mannen, hartzeer, kinderen, ernstig ziek worden.
Niets heeft ons in de weg gestaan.
We zijn er nog.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Echec

    Je leugens liggen nu op straat. Als de zon schijnt, worden ze hel verlicht. Regent het, dan worden ze slijmerig, als mos of alg. Niet alleen ik hoorde je leugens opnieuw. Hij hoorde het ook. Toch schaamde je je nergens voor. Geen enkele vraag heb je beantwoord. Geen enkele. Noch die van hem, noch die van mij. Je haalde letterlijk steeds je schouders op en liet drie zinnen rouleren: -daar heb ik al een keer iets over gezegd -ik heb geen zin om erover te praten -daar weet ik niets meer van. De armzalige munitie van een leugenaar. Die een schot hagel lost. Maar geen doel treft. Toen ik je lang aankeek, deed je er alles aan om mijn blik te ontwijken. Je nam slok na slok van je als stevig houvast meegebrachte fles water. Dorst had je niet. Grip had je nodig. Op jouw glibberige pad dat onvermijdelijk naar beneden leidde. Tegen al je verwachtingen in. Tegen al je duistere verachting in. Je waterfles was je schraag. Hij hielp je niet. Want o

Vrij.

    Zoals je een gewonde duif zou optillen, Met alle voorzichtigheid die van je zachte handen een schep maakt. Zodat je zien zou waar de wond zit. Geronnen bloed, de witte botten zichtbaar in de rauwe wond. Zo. Zo zal het zijn als de schade schande wordt. Wanneer de schade tot schande wordt gemaakt. Die wond: een rotte plek in je ziel. Schuldenaar van de zonden van de anderen.   Zoals je mond wolkjes maakt op koude sneeuwdagen Wolkenadem door de vochtige kilte. Zo ijl ben je zelf geweest, onstoffelijk. Een schim van jezelf. Een gedaante, een droombeeld wellicht. Zo. Zo zal het zijn als de waarheid werkelijkheid wordt. En het getij van gevoel door je heen slaat als razend. Raakbaar word je. In plaats van onaanraakbaar. Je bent de duif die opgepakt wordt. Wiens wonden verzorgd worden. Al die gebroken botten heel. En de bestraffing. En de vergelding. Ze zullen met elke klapwiek van genezen vleugels verdwijnen.   Zo zal het zij

Reptiel.

  Voor de aangekondigde dood klopt hij op de deur. Treedt binnen en neemt een stoel. Je hoeft hem niets te vragen. Hij legt zijn warme arm om je heen, kijkt je diep in je ogen en betuigt alvast zijn medeleven. Zijn hese stem maakt hem geloofwaardig. De weken daarna is hij steeds in de buurt. Als een schaduw lijkt hij jou te volgen. Het is of hij je observeert vanuit zijn comfortabele positie op die stoel in jouw woning. Terloops vraagt hij naar de dingen die zullen achterblijven. Het horloge. De klok. Het schilderij. Hij zal thee voor je maken in jouw eigen huis. Het weekend daarna komt hij weer. Tot en met de dood blijft hij komen. Zijn handen op de tafel gelegd. Werkeloos. De vingers spelend met een van de vele sigaretten die hij rookt. Zijn ogen ontwijken de jouwe. Je hoeft hem niets te vragen. Na een onaangekondigde dood is hij de eerste die op de deur klopt. Zwijgend veegt hij zijn voeten op jouw mat. Hij zal ruiken naar rotte herfstbladeren, regen