Heen liep ik over de brug. Onder mij het bevroren water van de
singel. De maan was vol en rond en stond precies boven de kerk. Ik ademde de
ijzige lucht in en keek naar mijn voeten die over de platgetreden sneeuwlaag
gingen.
Ik zag een fantastische film en zat tussen mijn vrienden. Een
ervan huilde soms, om de ontroerende schoonheid van het vertelde verhaal. Ik
zat tussen mijn vrienden en groot geluksgevoel doorstroomde me.
Later proostten we, en praatten we over de dingen van het leven.
De gewone dingen. En de buitengewone dingen.
Buiten namen we afscheid, ieder met een dikke muts op.
Het was laat.
Ik liep de weg terug, bijgelicht door die magische maan.
Op het ijs van de singel waren vier mensen aan het schaatsen. Twee
honden liepen uitzinnig van vreugde over het ijs en speelden met een tak.
Bij de prullenbak naast het houten bankje lagen de resten van de
gister kapot gespeelde plastic sleetjes; een kermis van felle kleuren.
Op een zwerfkei lag een zwarte sok.
Boven op de brug stond ik even stil. De maan stond achter me en
verlichtte mijn pad.
Ik kon mijn huis bijna zien. Onder mij schaatsten vier mensen, vrij, in de heldere nacht.
Ik stond op dat hoge uitkijkpunt en voelde me even ontzettend
gelukkig.
Reacties
Een reactie posten