Doorgaan naar hoofdcontent

Posts

Posts uit maart, 2014 tonen

Dingen.

Dingen die er toe doen: kleine diertjes die zoet ruiken de zon uitzicht warm water goed kijken goed luisteren handen op je huid het hart dat een slag overslaat cappuccino met teveel melk alleen zijn in de stilte liggen op de grond tussen slapen en waken in op de bank liggen op zaterdagmiddag met je vrienden zijn lopen met muziek in je oren  lopen zonder muziek in je oren van je kind houden zoveel je kunt  nieuwe dingen oude dingen verwachtingen die uitkomen groeien nadenken niet nadenken een jeans die oud en zacht is rafels aan een truitje de bewegende neusjes van knaagdieren polders wind langs je gezicht verdwijnen verschijnen geluiden van buiten, op straat van je kind houden, uit alle macht thuiskomen weggaan verwachtingen die niet uitkomen tulpen clichés aardig zijn tegen mensen van je kind houden, Almachtige vergeving vergetelheid hoop afstand de nuance witte t shirts de geur van

Dag.

Meisje M. draagt de plastic giraffe die ze gister van Meisje I. ontving, met verve in haar mond naar school. Vannacht kroop ze bij me in bed omdat ze bang was voor de wolf die ze bij Meisje I. thuis had gezien, op de zolder. Naast mij sliep ze verder, schokkend en trappend in haar slaap. Vanmorgen kuste ik haar wakker, de poes snuffelde gelijktijdig in haar haren. Bij het ontbijt was De Wolf het onstopbare thema. Nu lopen we op het schoolplein en wachten we voor de deur. Haar zachte hand in de mijne. Ze drukt haar neust in mijn wollen sjaal en wil in stilte geknuffeld worden. Ik hurk en neem haar op schoot. Voor de voordeur van de school. Rondom ons een woud van benen. In de klas plaatjes van lente-bloemen op de grond.  Ook de ‘ kokrus’ is erbij. Met de giraffe in haar mond lacht ze luid wanneer haar klasgenoot deze bloem de krokodilbloem noemt. W. vertelt me in de klas, met haar baby op de arm, hoe het haar vergaat. Een van haar beste vrienden is

Huis.

  In de kerk deed Meisje M. haar jas uit en begaf zich naar de kaarsjes . In de op het altaar opengeslagen Bijbel las ik een stuk over de dood. Over de bedoeling ervan, zoals in het klassieke woord van God beschreven staat. Het was teveel. In te korte tijd. Het duizelde mij. Ik wees Meisje M. op een Mariabeeld. ‘ Dat is Jezus’ , zei ze hardop terwijl ze met een groezelige zojuist-van-school-vinger naar het kind op de arm van het beeld wees. Achter ons ging de deur open. ‘Mama! ’ zei Meisje M. dringend. En ze legde haar vinger op mijn lippen. ‘ Ja goed zo’ zei ik zachtjes in haar haren, ‘ nu moeten we fluisteren want nu zijn we niet meer alleen hier’. Ik keek even om. In die halve seconde was een man met een grijze jas, grijze bolhoed en lang vettig haar de deur in gekomen en er weer uitgeglipt. Ik kon nog net zijn rug zien. En een briefje dat op de achterste bank van de kerk lag. Dat lag daar eerder nog niet. Meisje M. stak haar eigen kaa

Wachten.

  Deze dagen sliep ik in het bed van iemand anders. Ik keek naar de duif op het nest. At chips en broodjes in bed, keek een film waarnaar ik lang had verlangd met acteur Tommy Lee Jones in de hoofdrol. Aaide de zwarte poes die blij was dat ik thuis was. Keek naar de nieuwe planten op het balkon. Hield zijn hand losjes vast. Stak kaarsen aan en at salade en vis. Ik huilde om de dood van mijn moeder. Ik huilde om het gemis van haar. Voelde hoe zijn handen mijn rug streelden tot ik gewichtloos werd en wegzweefde. Ik probeerde ruim een uur te converseren in het Spaans. Zomaar. Om te oefenen. Dit is wat ik zei: ‘ Mis lágrimas son un regalo para ti’. Ik zal nooit zijn reactie vergeten. Daarna danste ik met hem in mijn huiskamer. Deze dagen schreef ik een stuk op mijn computer. Een lang stuk. Ik luisterde naar de Mattheus Passion. Ik kleurde met acrylverf geconcentreerd de tekeningen van Meisje M in, die ze maakte in het prentenboek dat we samen

Schrijven.

‘Ik zat vandaag in de trein naar mijn werk’, zei Teddie. ‘Ik ook’ zei Pukkiepiep. Ze klemde de hoorn van haar telefoontoestel tussen haar kin en haar schouder. Zodat ze, terwijl ze naar Teddie luisterde, ook haar kamer een beetje kon opruimen.  Ze verplaatste wat rommel van de linkerkant van haar bureau naar de rechterkant.  Dat scheelde al een stuk. ‘En toen dacht ik ineens: ik heb er helemaal geen zin meer in’. ‘Geen zin meer aan’ verbeterde Pukkiepiep haar vriendin met een oude, flauwe grap. ‘Ja, aan, oké, áán’ zei Teddie geërgerd. ‘Laat me nou even vertellen’. ‘Ja’ zei Pukkiepiep.  Ze probeerde een stift uit op een stukje papier. Een zeurend piepen was hoorbaar terwijl ze een bloemetje tekende dat onzichtbaar bleef.  Ze zette de stift terug in de beker met schrijfwaren. ‘Nou, toen dacht ik dus, ik heb er helemaal geen zin meer in om weer een stage-dag op kantoor te zitten net als gisteren en eergisteren’ ging Teddie verder. ‘Ken ik’ zei Pukkiepiep.

Lente.

  Bij het in het rek parkeren van de fiets had Meisje M. ze al in het vizier. Een heuvel,begroeid met de kleinste krokusjes die je ooit zag. ‘Mama, kijk, al die bloemen!’ zei ze verrast. We liepen onder de poort door over het zandpad. Aan de voet van de heuvel bleven we hand in hand staan kijken naar de witte, gele en paarse bloemen die -zover je kon zien- de singel sierden.   ‘Mooi!’ zei Meisje M. ademloos, haar kleine handje in mijn grote hand. Ze maakte zich los en plukte een witte krokus. Ik noemde de naam van het bloemetje.   Hardop proefde ze de klank ervan in haar vierjarige mond. ‘Kokrus’ Het klonk als ‘ appelkroos ’, haar woord voor abrikoos dat we voor   de grap erin houden. Ze rook aan de kokrus . ‘Ruik maar’ zei ze en van beneden mij kwam de gele stamper in de witte kelk op me af.   Ik rook seringenzeep van Yardley’s. En de lente. ‘Lekker’, zei ik. Ik pakte haar hand. ’Zullen we helemaal om de heuvel heen lopen? ‘vroeg ik. Maa

Val.

  De duif had een nest gebouwd. Een rond nest van dikke en dunnere takjes. Precies in het midden van de nis van de muur die recht tegenover het appartement   oprees. Die avond, die nacht en die ochtend keek ik hoe de duif op haar kuiken van twee dagen oud zat. Het regende en het waaide, het was koud. Nu en dan draaide de duif een vreemde polka boven het kleine wollen kopje van haar jong. Daarna ging ze voorzichtig weer zitten. Haar veren bol, haar hoofd diep in haar nek weggestoken. Het kuiken onder haar, beschermd tegen wind en regen. Toen ik me die ochtend had aangekleed liep ik onmiddellijk weer naar het raam en schoof de witte gordijnen weg. Het nest was leeg. Geen duif, geen kuiken. Ik bleef lang staan doodstil staan kijken, in de hoop dat ik het kleine kopje van het jong toch nog boven het nest zou zien uitpiepen. Maar er gebeurde niks.   Rond de nis was het doodstil. Ik keek naar beneden. Heel diep onder mijn blote voeten was de steeg zich