Doorgaan naar hoofdcontent

Dag.

Meisje M. draagt de plastic giraffe die ze gister van Meisje I. ontving, met verve in haar mond naar school.
Vannacht kroop ze bij me in bed omdat ze bang was voor de wolf die ze bij Meisje I. thuis had gezien, op de zolder.
Naast mij sliep ze verder, schokkend en trappend in haar slaap.
Vanmorgen kuste ik haar wakker, de poes snuffelde gelijktijdig in haar haren.
Bij het ontbijt was De Wolf het onstopbare thema.
Nu lopen we op het schoolplein en wachten we voor de deur.
Haar zachte hand in de mijne.
Ze drukt haar neust in mijn wollen sjaal en wil in stilte geknuffeld worden.
Ik hurk en neem haar op schoot. Voor de voordeur van de school.
Rondom ons een woud van benen.
In de klas plaatjes van lente-bloemen op de grond. 
Ook de ‘kokrus’ is erbij.
Met de giraffe in haar mond lacht ze luid wanneer haar klasgenoot deze bloem de krokodilbloem noemt.
W. vertelt me in de klas, met haar baby op de arm, hoe het haar vergaat.
Een van haar beste vrienden is twee weken geleden in Texas bij een ongeluk om het leven gekomen.
Het is niet het enige drama dat W. overkwam, dit jaar.
Noch het vorige jaar.
Ik denk aan de liefde die zo plotseling overging bij H.
Aan de vriendin van W. die achterblijft met een anderhalf jaar oud kindje, na de dood van haar vriend , daar ver weg in Texas. 
Ik denk aan de dag van morgen, waarin ik opnieuw voor de vijfde maal in een jaar tijd voor de rechter sta.
Ik denk aan recht dat op onrecht lijkt.
Aan lieve, zorgzame mensen die gestraft lijken te worden door uitwassen van het lot.
Ik denk aan onzorgzame mensen die links laten liggen wat ze liever niet horen, zien of weten.
‘Wolven in schaapskleren’ denk ik.
En ik denk aan schapen in wolfskleren.
Ik kus de ogen van Meisje M. die nat worden van de tranen.
Hoor haar kleine stem in mijn haar als ze zegt; ‘Ik wil niet dat je weggaat’.
Ik zet haar bij de juf op schoot en kijk bij de deur naar hoe ze daar staat.
Klein, onbeholpen.
Behoeftig. 
Hulpeloos.
Ik stap op mijn fiets en rijd door de koele ochtend naar huis. 
Dit is een nieuwe dag. 
Het is half negen in de ochtend.




Reacties

Populaire posts van deze blog

Echec

    Je leugens liggen nu op straat. Als de zon schijnt, worden ze hel verlicht. Regent het, dan worden ze slijmerig, als mos of alg. Niet alleen ik hoorde je leugens opnieuw. Hij hoorde het ook. Toch schaamde je je nergens voor. Geen enkele vraag heb je beantwoord. Geen enkele. Noch die van hem, noch die van mij. Je haalde letterlijk steeds je schouders op en liet drie zinnen rouleren: -daar heb ik al een keer iets over gezegd -ik heb geen zin om erover te praten -daar weet ik niets meer van. De armzalige munitie van een leugenaar. Die een schot hagel lost. Maar geen doel treft. Toen ik je lang aankeek, deed je er alles aan om mijn blik te ontwijken. Je nam slok na slok van je als stevig houvast meegebrachte fles water. Dorst had je niet. Grip had je nodig. Op jouw glibberige pad dat onvermijdelijk naar beneden leidde. Tegen al je verwachtingen in. Tegen al je duistere verachting in. Je waterfles was je schraag. Hij hielp je niet. Want o

Vrij.

    Zoals je een gewonde duif zou optillen, Met alle voorzichtigheid die van je zachte handen een schep maakt. Zodat je zien zou waar de wond zit. Geronnen bloed, de witte botten zichtbaar in de rauwe wond. Zo. Zo zal het zijn als de schade schande wordt. Wanneer de schade tot schande wordt gemaakt. Die wond: een rotte plek in je ziel. Schuldenaar van de zonden van de anderen.   Zoals je mond wolkjes maakt op koude sneeuwdagen Wolkenadem door de vochtige kilte. Zo ijl ben je zelf geweest, onstoffelijk. Een schim van jezelf. Een gedaante, een droombeeld wellicht. Zo. Zo zal het zijn als de waarheid werkelijkheid wordt. En het getij van gevoel door je heen slaat als razend. Raakbaar word je. In plaats van onaanraakbaar. Je bent de duif die opgepakt wordt. Wiens wonden verzorgd worden. Al die gebroken botten heel. En de bestraffing. En de vergelding. Ze zullen met elke klapwiek van genezen vleugels verdwijnen.   Zo zal het zij

Reptiel.

  Voor de aangekondigde dood klopt hij op de deur. Treedt binnen en neemt een stoel. Je hoeft hem niets te vragen. Hij legt zijn warme arm om je heen, kijkt je diep in je ogen en betuigt alvast zijn medeleven. Zijn hese stem maakt hem geloofwaardig. De weken daarna is hij steeds in de buurt. Als een schaduw lijkt hij jou te volgen. Het is of hij je observeert vanuit zijn comfortabele positie op die stoel in jouw woning. Terloops vraagt hij naar de dingen die zullen achterblijven. Het horloge. De klok. Het schilderij. Hij zal thee voor je maken in jouw eigen huis. Het weekend daarna komt hij weer. Tot en met de dood blijft hij komen. Zijn handen op de tafel gelegd. Werkeloos. De vingers spelend met een van de vele sigaretten die hij rookt. Zijn ogen ontwijken de jouwe. Je hoeft hem niets te vragen. Na een onaangekondigde dood is hij de eerste die op de deur klopt. Zwijgend veegt hij zijn voeten op jouw mat. Hij zal ruiken naar rotte herfstbladeren, regen