‘Ik zat vandaag in de trein naar mijn werk’,
zei Teddie.
‘Ik ook’ zei Pukkiepiep. Ze klemde de hoorn
van haar telefoontoestel tussen haar kin en haar schouder. Zodat ze, terwijl ze
naar Teddie luisterde, ook haar kamer een beetje kon opruimen.
Ze verplaatste
wat rommel van de linkerkant van haar bureau naar de rechterkant.
Dat scheelde
al een stuk.
‘En toen dacht ik ineens: ik heb er helemaal
geen zin meer in’.
‘Geen zin meer aan’ verbeterde Pukkiepiep haar
vriendin met een oude, flauwe grap.
‘Ja, aan, oké, áán’ zei Teddie geërgerd. ‘Laat
me nou even vertellen’.
‘Ja’ zei Pukkiepiep.
Ze probeerde een stift
uit op een stukje papier. Een zeurend piepen was hoorbaar terwijl ze een
bloemetje tekende dat onzichtbaar bleef.
Ze zette de stift terug in de beker
met schrijfwaren.
‘Nou, toen dacht ik dus, ik heb er helemaal
geen zin meer in om weer een stage-dag op kantoor te zitten net als gisteren en
eergisteren’ ging Teddie verder.
‘Ken ik’ zei Pukkiepiep.
‘En toen keek ik naar mijn gympen en mijn portemonnee en de paraplu die ik bij me had en toen dacht ik: ik ga
gewoon spijbelen.’
‘Spijbelen?’
‘Ja, spijbelen. Opbellen naar het werk dat je
ziek bent’.
‘En dan een beetje hoesten erbij?’
‘Zeker. En rochelen, helemaal op het einde als
je gaat ophangen’.
‘Oh jaa’ zei Pukkiepiep en ze glimlachte in de
hoorn. ‘En toen?’
‘Toen’ vervolgde Teddie ‘had ik een fantasie
van mijzelf. Ik zag mezelf ineens lopen door Amsterdam. Ik zag mezelf naar De
Roode Leeuw gaan en daar een uitgebreid champagneontbijt bestellen. Ik dacht:
dat ga ik helemaal in mijn eentje, uitvoerig zitten opschrobbelen. Intussen,
dacht ik, kijk ik dan een beetje om me heen naar de logerende gasten. En daar
bedenk ik dan verhaaltjes bij, wie het zijn. Wat ze doen. Wat ze gaan doen.
Daarna steek ik over en loop ik De Bijenkorf binnen. Daar, zo dacht ik, breng
ik veel tijd zoek. Ik dacht: ik kam alle etages helemaal uit.
Van beneden tot boven. Dan koop ik een
tijdschrift en ga zitten lunchen. Aan het raam op de tweede etage. Beneden me
zou ik dan al die kleine mensjes op het Damrak zien lopen. Met hun kleine
tasjes, hun kleine telefoontjes, hun kleine schoentjes. Lief zouden ze eruit
zien. Heel anders dan als je er zelf tussen loopt’.
‘Ja’ zei Pukkiepiep zacht.
Ze was op de rand
van haar bed gaan zitten. Ze keek naar haar voeten, naar de harige sokken die
ze aan had.
‘En dan, na de lunch, als ik volgegeten zou
zijn, dan zag ik mezelf richting Waterlooplein lopen. Onder de paraplu want het
zou regenen en waaien. En ik zou elke minuut dat ik wandelde blij zijn dat ik
niet op kantoor zat. En daarom zou ik glimlachen naar voorbijgangers,
vriendelijk zijn tegen personeel in alle winkels die ik zou bezoeken. Ik
fantaseerde van pure blijdschap en opluchting zelfs een ontmoeting met een
vreemdeling.’
‘Een vreemdeling?’zei Pukkiepiep ademloos.
‘Ja. Een vreemdeling. Met een hoofdletter’. Ze
haalde diep adem ‘Vrrrrrrrrreeeeemdelingggg’ zei ze toen, met een rollende ‘r’.
Ze moesten allebei even lachen.
‘En toen?’spoorde Pukkiepiep haar vriendin
aan.
‘Toen niks. Ik kon niet bedenken hoe ik wou
dat hij eruit zag. Dus die heb ik laten zitten’.
‘Oh’ zei Pukkiepiep. Ze klonk
teleurgesteld.’En dan?’
‘Dan zou ik op het Waterlooplein naar het
vieste stalletje zijn gelopen. Daar zou ik hebben gezocht tussen kleren, natte
schemerlampen, ouwe dozen, boeken, en blikken doosjes. Dan zou ik een oude
spijkerbroek hebben gekocht. Die zou ik hebben aangetrokken in een winkel in de
buurt om te kijken of hij paste. En raad eens wat?’
‘Nou?’ zei Pukkiepiep die intussen in bed was
gaan liggen met het dekbed helemaal over zich heen.
‘In de achterzak vond ik dan zesduizend euro’.
‘Echt?’ zei Pukkiepiep, waarbij ze haar stem
aan het einde helemaal omhoog liet klimmen.
‘Echt. En ik besloot meteen naar het reisbureau
op het Rokin te gaan. En ik boekte een tripje naar Curacao. Voor twee
personen’.
‘Voor mij ook?’ vroeg Pukkiepiep.
‘Voor jou ook. Voor ons samen. Want dat hadden
we wel verdiend!’.
Het was even stil.
Pukkiepiep ging een beetje verliggen.
Teddie tikte met iets hards tegen haar tanden
aan de andere kant van de lijn.
Het klonk als een pen.
Of een potlood.
‘Fijn, allemaal’ zei Pukkiepiep.
‘Ja he. ’ zei Teddie.
Van waar ze lag kon Pukkiepiep net de lucht
boven haar huis zien. Het was een grauwe dag. En pas kwart over elf in de
ochtend.
‘Waar ben je nu?’ vroeg Pukkiepiep.
‘Op kantoor’ antwoordde Teddie.
‘Oh’ zei Pukkiepiep. Haar stem klonk dun.
‘Zullen we ophangen?’ zei Teddie.
‘Ja’ zei Pukkiepiep.
‘Nou dag dan’ zei Teddie.
‘Dag’.
Buiten begon het te regenen.
Reacties
Een reactie posten