Doorgaan naar hoofdcontent

Posts

Posts uit oktober, 2012 tonen

Spuug.

Meisje M. lag gisteravond net te slapen. Ik stopte haar nog even in en stond aan het voeteneinde van haar bedje naar haar te kijken. Plotseling voltrok zich een scene die zo in 'The Exorcist' zou kunnen. Uit het niets kwam uit dat slapende peutertje een enorme golf braaksel. Ze werd er niet wakker van. Opnieuw spoot een bruine golf haar mond uit. Ze bewoog een beetje. Inmiddels was ik bij haar hoofdeinde en maakte haar wakker. Toen ze haar hoofdje optilde kwam de laatste zure bende omhoog. Het kletterde in de enorme plas braaksel die zich inmiddels tot halverwege haar bed had uitgebreid. Geschrokken en in de war begon ze te huilen. De ravage was enorm. Even wist ik niet hoe ik haar druipende lijf tegen me aan moest houden. Toen tilde ik haar op, klemde haar, haar bruin bespuugde nachtpon en haar natte haren, met zuur bespuugde benen en druipende armen tegen me aan. Ik zette haar onder de douche en spoelde de restjes avondeten uit haar haar. Ondertussen

Brandy.

  --> Bij het stoplicht sprak ze de automobilisten aan. Een jonge vrouw in een witte trui en een te grote spijkerbroek. In een opwelling opende ik mijn portier en liet haar instappen. Een aan lager wal geraakt meisje,van waarschijnlijk lichte zeden . Ze vroeg een lift. Het was maar een heel klein eindje om. Ik deed het graag voor haar. Ze vroeg om geld. Dat had ik niet bij me. Toen viel haar getrainde oog op het bakje bij de stuurkolom waar 'men' het kleingeld pleegt te bewaren. Ze mocht de 50 cent-munt van me hebben. En mijn pakje kauwgom gaf ik haar ook. Brandy heette ze. Ze was frisgewassen. Ze rook naar Lidl-parfum. De paar keer dat we elkaar aankeken, zag ik dat ze extreem wijde pupillen had. En dat haar kaken strak stonden. Brandy was een prachtige jonge vrouw. Met tanden die zwaar drugsgebruik verrieden. Ze ging waarschijnlijk naar haar 'werk'. In de avond. Als u begrijpt. Wat ik bedoel. 'Pas op jezel

Zwart.

    T. sprak die zondag over zijn gekleurde huid. En dat hij dagelijks de gevolgen ondervond van verdekte, verkapte, maar voelbare discriminatie. ‘Er is niks veranderd’ zei hij. Hij had het over de jaren die achter ons lijken te liggen. Die van rassenscheiding, het lynchen van negers in Amerika, het openlijk discrimineren van mensen met een andere dan een blanke huidskleur. Ik was geschokt over zijn verhaal. Meer nog; over de lankmoedigheid waarmee hij geleerd had te leven in een wereld die kennelijk bestaat uit racisten. Of, op zijn minst, xenofoben. Diezelfde dag gebeurde in New Orleans iets, dat T.’s woorden kracht bijzette. Er is inderdaad helemaal niets veranderd. Want die zondag werd een 20-jarige zwarte vrouw aangevallen. Door drie leden van de Ku Klux Klan. Een extreem racistische, blanke organisatie die in Amerika al sinds 1868 bestaat. Sharmeka Moffitt werd zondag door de drie mannen in een park met brandbare vloeistof overgoten. En verv

Rilling.

  Eerst kleedde ik die dag mijn moeder aan.  Die zat ontredderd in haar leunstoel, de ogen dicht, het hele lichaam verkrampt. ‘Wat is er, mama? vroeg ik ‘Oh, ik heb het zo koud ’, kwam het antwoord. De verwarming loeide op volle sterkte. Ik had de plant op de tafel een eindje bij de radiator vandaan gezet, zo heet werd het op die plek. Uit haar kast haalde ik een wollen trui. Ik hielp mijn moeder overeind. Het uittrekken van het dunne vestje dat ze droeg, was geen kinderspel. Een aantal maal verloor ze bijna haar evenwicht. Ik vroeg haar weer te gaan zitten. Ze wist niet meer hoe dat moest. Toen ze eenmaal zat, haalde ik de bril van haar neus.  Haar handen klauwden in het luchtledige voor haar gezicht. Ik beschreef elke handeling die komen zou om nog meer desoriĆ«ntatie te voorkomen. Het hielp niet. Bij het over haar hoofd treken van de trui, reageerde ze alsof ik haar een klap in het gezicht had gegeven. Haar handen staken vruchteloos omhoo

Slim.

In de week waarin meisje M. zelf onderhevig was aan externe chaos, kwetsing en gemis, speelde ze in het winkelcentrum op een fietshelling. Van boven naar beneden rende ze gillend van pret, richting haar moeder, die met jas en knuffel zat te wachten aan de denkbeeldige finishlijn. Steeds harder roteerden haar kleine beentjes op de oranje gympies. Op haar snuit een kamerbrede glimlach. Tien keer herhaalde zich dit gelukzalige spelletje. Toen kwam uit de krochten van het winkelcentrum een zwerver aangestruikeld. De man was gekleed in een sportjack, had een rood gezicht dat minstens zwaar alcoholisme verraade. Zijn haren waren vettig en hingen als draden rond zijn zwetende nek.  Rond zijn lippen zat een korst van opgedroogd schuim. Of braaksel. Dat was niet goed te zien. Ik zag hem opdoemen achter meisje M. die net een eind weg, bovenaan de helling, hard liep af te tellen. ‘Kom maar bij mama!’ riep ik vrolijk. Ik probeerde iets dringends in mijn vraag