Doorgaan naar hoofdcontent

Zwart.

  
T. sprak die zondag over zijn gekleurde huid.
En dat hij dagelijks de gevolgen ondervond van verdekte, verkapte, maar voelbare discriminatie.
‘Er is niks veranderd’ zei hij.
Hij had het over de jaren die achter ons lijken te liggen.
Die van rassenscheiding, het lynchen van negers in Amerika, het openlijk discrimineren van mensen met een andere dan een blanke huidskleur.
Ik was geschokt over zijn verhaal.
Meer nog; over de lankmoedigheid waarmee hij geleerd had te leven in een wereld die kennelijk bestaat uit racisten.
Of, op zijn minst, xenofoben.
Diezelfde dag gebeurde in New Orleans iets, dat T.’s woorden kracht bijzette.
Er is inderdaad helemaal niets veranderd.
Want die zondag werd een 20-jarige zwarte vrouw aangevallen.
Door drie leden van de Ku Klux Klan.
Een extreem racistische, blanke organisatie die in Amerika al sinds 1868 bestaat.
Sharmeka Moffitt werd zondag door de drie mannen in een park met brandbare vloeistof overgoten.
En vervolgens in brand gestoken. 
Daarna spoten de daders met verf de letters 'KKK' op haar auto.
De vrouw wist de politie te bellen en de vlammen te doven met water uit een fonteintje in het park.
Twee dagen later ligt Moffit in kritieke toestand in het ziekenhuis met brandwonden over meer dan de helft van haar lichaam.
Er zijn nog geen arrestaties verricht.
Zal ik een slechte grap maken?
Het was een zwarte dag, afgelopen zondag.

En dan de dag erna deze update:
http://www.wwltv.com/news/Police-Badly-burned-woman-admits-she-set-herself-on-fire-175509261.html

Doet niets af aan de feiten.
Het was een zwarte dag, afgelopen zondag.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Echec

    Je leugens liggen nu op straat. Als de zon schijnt, worden ze hel verlicht. Regent het, dan worden ze slijmerig, als mos of alg. Niet alleen ik hoorde je leugens opnieuw. Hij hoorde het ook. Toch schaamde je je nergens voor. Geen enkele vraag heb je beantwoord. Geen enkele. Noch die van hem, noch die van mij. Je haalde letterlijk steeds je schouders op en liet drie zinnen rouleren: -daar heb ik al een keer iets over gezegd -ik heb geen zin om erover te praten -daar weet ik niets meer van. De armzalige munitie van een leugenaar. Die een schot hagel lost. Maar geen doel treft. Toen ik je lang aankeek, deed je er alles aan om mijn blik te ontwijken. Je nam slok na slok van je als stevig houvast meegebrachte fles water. Dorst had je niet. Grip had je nodig. Op jouw glibberige pad dat onvermijdelijk naar beneden leidde. Tegen al je verwachtingen in. Tegen al je duistere verachting in. Je waterfles was je schraag. Hij hielp je niet. Want o

Vrij.

    Zoals je een gewonde duif zou optillen, Met alle voorzichtigheid die van je zachte handen een schep maakt. Zodat je zien zou waar de wond zit. Geronnen bloed, de witte botten zichtbaar in de rauwe wond. Zo. Zo zal het zijn als de schade schande wordt. Wanneer de schade tot schande wordt gemaakt. Die wond: een rotte plek in je ziel. Schuldenaar van de zonden van de anderen.   Zoals je mond wolkjes maakt op koude sneeuwdagen Wolkenadem door de vochtige kilte. Zo ijl ben je zelf geweest, onstoffelijk. Een schim van jezelf. Een gedaante, een droombeeld wellicht. Zo. Zo zal het zijn als de waarheid werkelijkheid wordt. En het getij van gevoel door je heen slaat als razend. Raakbaar word je. In plaats van onaanraakbaar. Je bent de duif die opgepakt wordt. Wiens wonden verzorgd worden. Al die gebroken botten heel. En de bestraffing. En de vergelding. Ze zullen met elke klapwiek van genezen vleugels verdwijnen.   Zo zal het zij

Reptiel.

  Voor de aangekondigde dood klopt hij op de deur. Treedt binnen en neemt een stoel. Je hoeft hem niets te vragen. Hij legt zijn warme arm om je heen, kijkt je diep in je ogen en betuigt alvast zijn medeleven. Zijn hese stem maakt hem geloofwaardig. De weken daarna is hij steeds in de buurt. Als een schaduw lijkt hij jou te volgen. Het is of hij je observeert vanuit zijn comfortabele positie op die stoel in jouw woning. Terloops vraagt hij naar de dingen die zullen achterblijven. Het horloge. De klok. Het schilderij. Hij zal thee voor je maken in jouw eigen huis. Het weekend daarna komt hij weer. Tot en met de dood blijft hij komen. Zijn handen op de tafel gelegd. Werkeloos. De vingers spelend met een van de vele sigaretten die hij rookt. Zijn ogen ontwijken de jouwe. Je hoeft hem niets te vragen. Na een onaangekondigde dood is hij de eerste die op de deur klopt. Zwijgend veegt hij zijn voeten op jouw mat. Hij zal ruiken naar rotte herfstbladeren, regen