Doorgaan naar hoofdcontent

Posts

Posts uit december, 2020 tonen

Klein.

 Samuel Little is dood. Hij vermoordde tussen 1970 en 2005 in de Verenigde Staten meer dan negentig vrouwen. Daarmee kon hij zo lang ongestoord wegkomen, omdat bijna al zijn slachtoffers voornamelijk jonge, kwetsbare zwarte vrouwen  waren. Onder hen waren veel prostituees en drugsverslaafden. Daardoor kreeg hun dood destijds weinig publiciteit. Soms werd de moord niet geregistreerd als de doodsoorzaak maar overdosis, een ongeluk of onbekende doodsoorzaak. Dat was exact wat de seriemoordenaar beoogde: Little richtte zijn daden doelbewust op  hoeren, drugsverslaafden en andere vrouwen van wie hij vermoedde dat die niet gemist zouden worden. Met succes.Hij bewoog zich ongestoord als een roofdier door meerdere staten en wurgde drieënnegentig vrouwen met zijn blote handen. Grote handen waren het. Met lange vingers. Je stelt je voor dat het niet moeilijk was ze samen te doen komen rond de nek van een vrouw. En te knijpen, drukken, duwen. Tot de dood erop volgde. Drieënnegentig keer deed Litt

Ziel.

 In mijn droom pleegde mijn vader, die vijf jaar geleden overleed aan de gevolgen van een herseninfarct, zelfmoord. Voordat hij dat deed in de duisternis van mijn slapende geest, bracht hij al zijn persoonlijke spullen naar de kringloop. Dat hij dat gedaan had bleek uit een briefje dat degene -die met mijn droom-zelf aanwezig was na zijn suïcide- vond in de kamer waarin hij zich van het leven had beloofd. In het briefje stond ook dat mijn vader de prachtige oude smeedijzeren ketel die in het echte leven van mijn moeder geweest was, had weggegooid. ‘Daar was ook al eens een trap tegen gegeven’ zo luidde de verklaring in zijn brief, daarover. In mijn droom was ik verbijsterd over zijn daad. Verdriet scheurde mijn hart in tweeën, zoals het in het echt geweest was, vijf jaar terug. De andere aanwezige lag onverstoorbaar op het okergele matras waarop het lichaam van mijn vader gevonden was. Het hoofd op de vlekken. Onverschillig. Onverstoorbaar. Ik zat op de bank aan het voeteneinde van het

Dag.

  Vandaag was een grauwe dag. Dunne mist hing haast onzichtbaar tussen de auto’s op straat, weefde zich tussen de kalende takken van de bomen en struiken in de tuin. Het beloofde een saaie dag te worden. Maar dat werd het niet. Vandaag bleek een vriend besmet met corona. De hond van de buurman blafte vanmiddag hard tegen de poes die vanachter het raam stoïcijns naar het wild blaffende beestje bleef staren. In de kringloop stond een prachtige ets in turquoise en bruin op mij te wachten.  Ik kreeg een idee. En daarna nog een. Op straat bracht een operazanger vanaf zijn balkon een serenade in het Italiaans aan zijn vriendin die onder zijn huis haar fiets parkeerde. De liefde tussen hen spatte tegen de gevel uiteen in duizend stukjes. Met de post kwam een pakje met daarin het liefste kadootje ooit. Dat volgende week zijn bestemming vinden zal. En mijn kind. Mijn kind omhelsde mij bij het afscheid, vanmiddag. En maakte zich na even van mij los met de woorden: 'En nou ga ik weg anders mo