De duif had een nest gebouwd.
Een rond nest van dikke en dunnere takjes.
Precies in het midden van de nis van de muur
die recht tegenover het appartement
oprees.
Die avond, die nacht en die ochtend keek ik
hoe de duif op haar kuiken van twee dagen oud zat.
Het regende en het waaide, het was koud.
Nu en dan draaide de duif een vreemde polka
boven het kleine wollen kopje van haar jong.
Daarna ging ze voorzichtig weer zitten.
Haar veren bol, haar hoofd diep in haar nek
weggestoken.
Het kuiken onder haar, beschermd tegen wind en
regen.
Toen ik me die ochtend had aangekleed liep ik
onmiddellijk weer naar het raam en schoof de witte gordijnen weg.
Het nest was leeg.
Geen duif, geen kuiken.
Ik bleef lang staan doodstil staan kijken, in
de hoop dat ik het kleine kopje van het jong toch nog boven het nest zou zien
uitpiepen.
Maar er gebeurde niks.
Rond de nis was het doodstil.
Ik keek naar beneden. Heel diep onder mijn
blote voeten was de steeg zichtbaar.
En daar zat het duivenjong.
In en kartonnen doos.
Op de stoep.
Twee medewerkers van Handhaving hadden zich
over het jong ontfermd.
Ik opende het raam.
Riep naar beneden.
Ik wees naar de nis.
Handhaving knikte.
En zei dat de Vogelbescherming het kuiken zou
komen ophalen.
Die ochtend en de rest van de middag vloog een
duivenkoppel heen en weer, in de buurt van de nis.
Het tafereel vervulde me steeds opnieuw met diepe
droefenis.
De nis bleef leeg.
Alleen het nest getuigt nog van wat er gebeurd
is.
Een moeder zonder duif.
Een duif zonder zijn moeder.
Reacties
Een reactie posten