Doorgaan naar hoofdcontent

Echec


 

 




Je leugens liggen nu op straat. Als de zon schijnt, worden ze hel verlicht. Regent het, dan worden ze slijmerig, als mos of alg.
Niet alleen ik hoorde je leugens opnieuw. Hij hoorde het ook.

Toch schaamde je je nergens voor.
Geen enkele vraag heb je beantwoord.
Geen enkele.
Noch die van hem, noch die van mij.

Je haalde letterlijk steeds je schouders op en liet drie zinnen rouleren:

-daar heb ik al een keer iets over gezegd

-ik heb geen zin om erover te praten

-daar weet ik niets meer van.

De armzalige munitie van een leugenaar.
Die een schot hagel lost. Maar geen doel treft.

Toen ik je lang aankeek, deed je er alles aan om mijn blik te ontwijken.
Je nam slok na slok van je als stevig houvast meegebrachte fles water.
Dorst had je niet.
Grip had je nodig.
Op jouw glibberige pad dat onvermijdelijk naar beneden leidde. Tegen al je verwachtingen in. Tegen al je duistere verachting in.

Je waterfles was je schraag.
Hij hielp je niet. Want onder mijn aanhoudend proberen je blik te vangen, won je woede het van je vermeende fatsoen.
Je beet me iets toe, met een opnieuw zoals altijd tot streep vertrokken mond. Ik reageerde niet. Je keek weg.
Als steeds.

Maar je leugens lagen daar. Terwijl je op verzoek gekomen was om -net als ik- te kijken hoe het verder zou moeten.
Niets heb je tegen hem gezegd, dat wees op een stap voorwaarts.
Je deed exact hetzelfde als de afgelopen drie jaar.
Die drie zinnen laten rouleren en met de vinger naar mij wijzen. Vragen onbeantwoord latend maar wel wedervragen stellend. Doorspekt met leugens en andere smerigheid die niet verder konden afstaan van de werkelijkheid.

Ik zag je zitten.
Je gezicht urenlang vertrokken in een grimas. Een maskerade die je perfide innerlijk verbergen moet.
Ik zeg je dat het niet gelukt is.
Ik wist al wie je was. Ik zag het nooit eerder zo duidelijk. En hij zag het nu ook.
Want je hebt je versproken.

Eén leugen werd je teveel en deze slip of the tongue legde de  laster over mij bloot tegen mijn kind. Smaad, die je drie jaar volhield. Tegen mijn kind en iedereen die het maar horen wilde. Kennissen. Vrienden. Zelfs de familie.

Drie jaar waarin dit kind waartegen je persisterend  loog, cadeautjes moet ophalen bij je. Dan gesprekjes met je voert. Over je nieuwe auto. En over jouw nieuwe baan.

Vergis je niet.

Trouweloosheid verliest het van eerlijkheid.
Valsheid van oprechtheid. Haat van liefde.

Ik weet wie je bent
Je leugens liggen op straat.

Als de zon schijnt, lichten ze op als koude bliksem. Regent het, dan klonteren ze samen tot een dikke brij.
Alles is zichtbaar.
Niets meer verborgen.






Reacties

Populaire posts van deze blog

Vrij.

    Zoals je een gewonde duif zou optillen, Met alle voorzichtigheid die van je zachte handen een schep maakt. Zodat je zien zou waar de wond zit. Geronnen bloed, de witte botten zichtbaar in de rauwe wond. Zo. Zo zal het zijn als de schade schande wordt. Wanneer de schade tot schande wordt gemaakt. Die wond: een rotte plek in je ziel. Schuldenaar van de zonden van de anderen.   Zoals je mond wolkjes maakt op koude sneeuwdagen Wolkenadem door de vochtige kilte. Zo ijl ben je zelf geweest, onstoffelijk. Een schim van jezelf. Een gedaante, een droombeeld wellicht. Zo. Zo zal het zijn als de waarheid werkelijkheid wordt. En het getij van gevoel door je heen slaat als razend. Raakbaar word je. In plaats van onaanraakbaar. Je bent de duif die opgepakt wordt. Wiens wonden verzorgd worden. Al die gebroken botten heel. En de bestraffing. En de vergelding. Ze zullen met elke klapwiek van genezen vleugels verdwijnen.   Zo zal het zij

Reptiel.

  Voor de aangekondigde dood klopt hij op de deur. Treedt binnen en neemt een stoel. Je hoeft hem niets te vragen. Hij legt zijn warme arm om je heen, kijkt je diep in je ogen en betuigt alvast zijn medeleven. Zijn hese stem maakt hem geloofwaardig. De weken daarna is hij steeds in de buurt. Als een schaduw lijkt hij jou te volgen. Het is of hij je observeert vanuit zijn comfortabele positie op die stoel in jouw woning. Terloops vraagt hij naar de dingen die zullen achterblijven. Het horloge. De klok. Het schilderij. Hij zal thee voor je maken in jouw eigen huis. Het weekend daarna komt hij weer. Tot en met de dood blijft hij komen. Zijn handen op de tafel gelegd. Werkeloos. De vingers spelend met een van de vele sigaretten die hij rookt. Zijn ogen ontwijken de jouwe. Je hoeft hem niets te vragen. Na een onaangekondigde dood is hij de eerste die op de deur klopt. Zwijgend veegt hij zijn voeten op jouw mat. Hij zal ruiken naar rotte herfstbladeren, regen