Doorgaan naar hoofdcontent

Luchtgitaar


 Wonend in een gemiddeld grote stad, maak je in de loop van 38 jaar kennis met diverse paradijsvogels. Meestal zijn het de mensen die zich aan de rafelrand van de samenleving bevinden. Dak-of thuislozen, mensen met een psychiatrisch verleden. Zwervers.
Allemaal zijn ze, net als jijzelf, bewoners van die stad.
Waarin het leven zich sneller en sneller is gaan afspelen.

Vanuit je ooghoek neem je ze waar, de dwarsfluit spelende oude man op zijn bankje op de Oudegracht.
De forse man met baard, rode pet en herdershond op Hoog Catharijne, lang voordat dat verbouwd werd tot een glanzend spiegelparadijs.
Winston, voormalig vriendje van E.
Die verslaafd leefde in de krochten van datzelfde winkelcentrum, hosselend tussen de laadplatforms, in de nacht.
De vrouw met de lange trenchcoat en de riekende koek van haar, achterin de nek.
De getinte vrouw met kort haar en geen tanden die lachend naar niemand in het bijzonder bedelt als je op het terras zit. Onverstaanbaar tot je spreekt als je haar wat geld had gegeven. De man die dringend ‘Kom op nou joh!’ tegen je riep als je hem op het stationsplein voorbijliep zonder hem een euro te willen geven.
Je nam ze waar, herkende ze, groette ze soms en vervolgde je leven.

Een van de opvallendste paradijsvogels was de man die luchtgitaar speelde.
Gekleed als een wat vale Jimi Hendrix stond hij op de vreemdste plekken in de stad in zijn kenmerkende pose.
Luchtgitaar in de hand.
Koptelefoon op.
Stukje peuk in de mondhoek.

Met de ogen dicht en zijn lichaam buigend op een onhoorbaar ritme, zo speelde hij zijn creatieve solo’s. Staand in de regen in een parkje dat zijn naam niet waardig is op de kop van de Amsterdamsestraatweg. Tokkelend op het Vredenburg. Stoïcijns speelde hij zijn concerten, niet voor iemand in het bijzonder. Maar gewoon voor hem zelf. Dag in dag uit, weer of geen weer. In de zomer met ontbloot bovenlichaam. In de winter met een spijkerjasje en een leren hes. Maar altijd met een haarband rond de zwarte losse krullen.

Vanaf de dag dat ik in Utrecht woonde, heb ik hem gezien.
Talloze keren.
Mijn kleine kind heb ik op hem gewezen, samen hebben we hand in hand naar hem gekeken, een keer.

Maar nu is Mehrdad Gomrokian, virtuoos luchtgitarist, overleden.
Begin jaren negentig kwam hij als Iraans vluchteling naar Utrecht.
Recht op een verblijfsvergunning had hij niet. Maar terug naar Iran kon hij ook niet. Dakloos en met psychische problemen werd hij een ongedocumenteerde.
Hij sliep lang op straat en leefde van giften. De laatste jaren van zijn leven had hij woonruimte. Maar nog altijd stond hij op de gekste plekken in de stad, met op zijn koptelefoon de Scorpions, Metallica, AC/DC.
Een makkelijk mens bleek hij niet. Voor mensen die hem begeleidden was de omgang met Gomrokian niet altijd  eenvoudig. En op straat kwam er soms politie aan te pas. Toch had Gomrokian wel degelijk vrienden. Die hem soms meenamen naar een concert van zijn favoriete band Scorpions.
Vanmiddag om half een wordt Gomrokian, 71 jaar oud geworden, na een ziekbed van een jaar begraven in de stad die zijn podium was. Hij wordt in de aarde gelegd zoals hij was: in zijn rockers-outfit en met zijn koptelefoon op. En in zijn kist is ongetwijfeld een plek voor zijn prachtige luchtgitaar.

*met dank aan Richard Hoving)
** foto Lode Greven)


Reacties

Populaire posts van deze blog

Echec

    Je leugens liggen nu op straat. Als de zon schijnt, worden ze hel verlicht. Regent het, dan worden ze slijmerig, als mos of alg. Niet alleen ik hoorde je leugens opnieuw. Hij hoorde het ook. Toch schaamde je je nergens voor. Geen enkele vraag heb je beantwoord. Geen enkele. Noch die van hem, noch die van mij. Je haalde letterlijk steeds je schouders op en liet drie zinnen rouleren: -daar heb ik al een keer iets over gezegd -ik heb geen zin om erover te praten -daar weet ik niets meer van. De armzalige munitie van een leugenaar. Die een schot hagel lost. Maar geen doel treft. Toen ik je lang aankeek, deed je er alles aan om mijn blik te ontwijken. Je nam slok na slok van je als stevig houvast meegebrachte fles water. Dorst had je niet. Grip had je nodig. Op jouw glibberige pad dat onvermijdelijk naar beneden leidde. Tegen al je verwachtingen in. Tegen al je duistere verachting in. Je waterfles was je schraag. Hij hielp je niet. Want o

Vrij.

    Zoals je een gewonde duif zou optillen, Met alle voorzichtigheid die van je zachte handen een schep maakt. Zodat je zien zou waar de wond zit. Geronnen bloed, de witte botten zichtbaar in de rauwe wond. Zo. Zo zal het zijn als de schade schande wordt. Wanneer de schade tot schande wordt gemaakt. Die wond: een rotte plek in je ziel. Schuldenaar van de zonden van de anderen.   Zoals je mond wolkjes maakt op koude sneeuwdagen Wolkenadem door de vochtige kilte. Zo ijl ben je zelf geweest, onstoffelijk. Een schim van jezelf. Een gedaante, een droombeeld wellicht. Zo. Zo zal het zijn als de waarheid werkelijkheid wordt. En het getij van gevoel door je heen slaat als razend. Raakbaar word je. In plaats van onaanraakbaar. Je bent de duif die opgepakt wordt. Wiens wonden verzorgd worden. Al die gebroken botten heel. En de bestraffing. En de vergelding. Ze zullen met elke klapwiek van genezen vleugels verdwijnen.   Zo zal het zij

Reptiel.

  Voor de aangekondigde dood klopt hij op de deur. Treedt binnen en neemt een stoel. Je hoeft hem niets te vragen. Hij legt zijn warme arm om je heen, kijkt je diep in je ogen en betuigt alvast zijn medeleven. Zijn hese stem maakt hem geloofwaardig. De weken daarna is hij steeds in de buurt. Als een schaduw lijkt hij jou te volgen. Het is of hij je observeert vanuit zijn comfortabele positie op die stoel in jouw woning. Terloops vraagt hij naar de dingen die zullen achterblijven. Het horloge. De klok. Het schilderij. Hij zal thee voor je maken in jouw eigen huis. Het weekend daarna komt hij weer. Tot en met de dood blijft hij komen. Zijn handen op de tafel gelegd. Werkeloos. De vingers spelend met een van de vele sigaretten die hij rookt. Zijn ogen ontwijken de jouwe. Je hoeft hem niets te vragen. Na een onaangekondigde dood is hij de eerste die op de deur klopt. Zwijgend veegt hij zijn voeten op jouw mat. Hij zal ruiken naar rotte herfstbladeren, regen