Doorgaan naar hoofdcontent

Weg.

 

(geschreven op 12 september 2011)

We zochten zorgvuldig haar spullen uit. De keramieken bekers met de blauwe, rudimentaire koeien erop. De schets van het babyhoofdje, door haarzelf gekocht in Utrecht, meer dan en halve eeuw terug.

Haar favoriete boeken die ze nooit meer zou kunnen lezen. Gedichtenbundels. De zilveren vaas. Kussens die ik maakte waarop twee vogels in een zwarte boomtak naar hun vilten nageltjes zitten te koekeloeren. De foto van meisje M. die met haar vader en moeder onbezonnen de wereld in lachte.

We stopten alles in dozen, ontmantelden haar tafel en kast en reden die dag een paar maal op en neer naar het verzorgingshuis.

Aan het einde van de dag leek de kamer een beetje op haarzelf. Het steriele was eraf.

Het was een warme, gezellige kamer geworden met haar eigen spullen erin.

Toen was het zover. We namen mijn moeder mee naar de plek waar ze vanaf dinsdag voor de rest van haar leven alleen zal wonen.

We wisten niet of ze het echt begreep.

Maar ze was blij verrast.

‘Ach’ zei ze en ze wees op haar eigen spullen.

‘Wat mooi. En wat fijn, daar heb ik allemaal herinneringen aan!’

In de tuin buiten kon je een vrouw horen schreeuwen.

Eerst riep die oude stem om een zuster. Daarna om haar vader.

‘Papa, help me!’ kon je horen wanneer je niet eens zo heel erg je best deed te luisteren.

Mijn moeder stond op en streek met haar hand over de tafel.

‘Mooi hoor’ zei ze tevreden.

We namen afscheid.

We waren moe maar opgelucht.

Dinsdag zou ik haar samen met mijn zus en vader definitief naar haar nieuwe kamer brengen.

Gister hoorden we echter dat dat sterk wordt afgeraden.

Het wegbrengen van je moeder en echtgenote naar een verpleeghuis kan maar het best met zo min mogelijk mensen en zo snel mogelijk gebeuren, zo stellen betrokken deskundigen die er wat van zeggen te weten.

Sterker nog; het beste is de dagen nadat ze gebracht is, helemaal niet op bezoek te komen.

Zodat ze kan acclimatiseren.

De klap kwam hard aan. Ik zat aan tafel en schreef een kaart.

Die dinsdag dan op haar zal liggen wachten in de kamer waar ze volledige losgezongen van geheugen maar dan ook van familie, opgesloten zal zijn.

Ik huilde, en de tranen vielen op de klaarliggende enveloppe.

Damnatio memoriae.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Echec

    Je leugens liggen nu op straat. Als de zon schijnt, worden ze hel verlicht. Regent het, dan worden ze slijmerig, als mos of alg. Niet alleen ik hoorde je leugens opnieuw. Hij hoorde het ook. Toch schaamde je je nergens voor. Geen enkele vraag heb je beantwoord. Geen enkele. Noch die van hem, noch die van mij. Je haalde letterlijk steeds je schouders op en liet drie zinnen rouleren: -daar heb ik al een keer iets over gezegd -ik heb geen zin om erover te praten -daar weet ik niets meer van. De armzalige munitie van een leugenaar. Die een schot hagel lost. Maar geen doel treft. Toen ik je lang aankeek, deed je er alles aan om mijn blik te ontwijken. Je nam slok na slok van je als stevig houvast meegebrachte fles water. Dorst had je niet. Grip had je nodig. Op jouw glibberige pad dat onvermijdelijk naar beneden leidde. Tegen al je verwachtingen in. Tegen al je duistere verachting in. Je waterfles was je schraag. Hij hielp je niet. Want o

Vrij.

    Zoals je een gewonde duif zou optillen, Met alle voorzichtigheid die van je zachte handen een schep maakt. Zodat je zien zou waar de wond zit. Geronnen bloed, de witte botten zichtbaar in de rauwe wond. Zo. Zo zal het zijn als de schade schande wordt. Wanneer de schade tot schande wordt gemaakt. Die wond: een rotte plek in je ziel. Schuldenaar van de zonden van de anderen.   Zoals je mond wolkjes maakt op koude sneeuwdagen Wolkenadem door de vochtige kilte. Zo ijl ben je zelf geweest, onstoffelijk. Een schim van jezelf. Een gedaante, een droombeeld wellicht. Zo. Zo zal het zijn als de waarheid werkelijkheid wordt. En het getij van gevoel door je heen slaat als razend. Raakbaar word je. In plaats van onaanraakbaar. Je bent de duif die opgepakt wordt. Wiens wonden verzorgd worden. Al die gebroken botten heel. En de bestraffing. En de vergelding. Ze zullen met elke klapwiek van genezen vleugels verdwijnen.   Zo zal het zij

Reptiel.

  Voor de aangekondigde dood klopt hij op de deur. Treedt binnen en neemt een stoel. Je hoeft hem niets te vragen. Hij legt zijn warme arm om je heen, kijkt je diep in je ogen en betuigt alvast zijn medeleven. Zijn hese stem maakt hem geloofwaardig. De weken daarna is hij steeds in de buurt. Als een schaduw lijkt hij jou te volgen. Het is of hij je observeert vanuit zijn comfortabele positie op die stoel in jouw woning. Terloops vraagt hij naar de dingen die zullen achterblijven. Het horloge. De klok. Het schilderij. Hij zal thee voor je maken in jouw eigen huis. Het weekend daarna komt hij weer. Tot en met de dood blijft hij komen. Zijn handen op de tafel gelegd. Werkeloos. De vingers spelend met een van de vele sigaretten die hij rookt. Zijn ogen ontwijken de jouwe. Je hoeft hem niets te vragen. Na een onaangekondigde dood is hij de eerste die op de deur klopt. Zwijgend veegt hij zijn voeten op jouw mat. Hij zal ruiken naar rotte herfstbladeren, regen