Ik kende hem als een niet al
te grote man, de ogen lichtblauw, gefocust, scherp observerend.
Recht van lijf en leden leek hij .Terwijl een stijf gezet been dat onmogelijk
maakte, in het echt. Er was een wat scheve wandelgang, de schouders oneven
opgetrokken.
Toch leek hij groot, recht, sterk.
Het moet zijn geest geweest zijn die die fysieke illusie opwekte.
Een mentaliteit waarbij
zelfstandigheid, eigen verantwoordelijkheid, rechtvaardigheid en oprechtheid
van hem een man maakte die recht was. Recht door zee. Recht van lijf en leden.
Op een foto uit 1929 staat
hij als peuter.
Hij draagt een klein overhemdje dat los op een korte broek
valt. Aan zijn mollige beentjes witte sokjes en zwarte schoenen. Zijn haar is
halflang en hangt in een lok over de linkerzijde van zijn voorhoofd. In zijn linkerhand
houdt hij een handvat vanwaar een stukje touw naar een houten paard en wagentje
gaat. Hij trok het voort op het moment dat de fotograaf zijn naam heeft
genoemd. Hij moet zich hebben omgedraaid en het paardje achterwaarts lopend
verder hebben willen trekken. Het is zijn vader geweest die waarschijnlijk deze
foto gemaakt heeft. Die had een camera.
De foto zag ik vorige week voor het eerst in mijn leven. Ik heb er lang naar
gekeken. Naar dat jongetje van twee dat staand voor een tuin in een rustige
straat in een landelijke omgeving bij de IJssel een houten paardje de wereld
laat zien.
De schaduw van het kind langer dan de schaduw van het paard. Op het overbelichte
ronde gezichtje is duidelijk de glimlach te zien. De lichtheid van het leven.
De tevreden ontvankelijkheid van een niet-weten.
Het rechterbeen is ongeschonden nog. Gekromd, klaar voor een nieuwe stap
achterwaarts. Eerst zal de linkerarm een rukje geven aan het touw, dan zal het
rechterbeen een stap zetten, richting boerderij, daarachter.
Op de foto keek ik naar het
buigen van het been dat vijftien jaar later voorgoed onmogelijk bleek. De knie
er tussenuit gezaagd, het been een stok van bot. Voorgoed op slot, voor altijd
recht.
Ik heb hem eens gevraagd of hij van binnen niet behoefte voelde dat been te
kunnen buigen. Zoals een afgezette arm fantoomgedrag vertonen kan, zo vroeg ik
me hardop af of zijn geest het stijf gezette been niet opdroeg zich te buigen.
Tegen wil en dank. Verbaasd heeft hij me aangekeken. Hij heeft zijn hoofd
geschud en zei dat dat niet het geval was. En hij er eigenlijk nooit over
nadacht.
Dat jongetje met zijn
paardje. Onwetend nog van die man met dat stijve been en die ogenschijnlijk rechte
manier van bewegen die in de loop der tijd uit hem tevoorschijn zou komen.
Zoals de overbelichte plekken op de foto het zicht onmogelijk maken. Zo
ondoenlijk is het een volledig beeld van die man te maken in mijn hoofd. Elk
mens bestaat uit fragmenten. Fragmenten van de menselijke realiteit. Dit
peutertje is mijn vader. Ik zou er alles voor geven hem nog eenmaal te zien.
Reacties
Een reactie posten