In mijn droom zag ik vannacht de in 2009
overleden Martin Bril op een hek zitten.
Terwijl ik in mijn voortuin- die in mijn
droom niet eens op mijn voortuin leek-tussen bergen zwerfvuil een zieltogend
struikje in een pot probeerde te zetten zodat hij kon overleven, zat Bril op
dat witte hek.
( Amateurpsychologen die aan Freudiaanse
droomuitleg doen, zouden uit mijn tuinieren waarschijnlijk destilleren dat ik
op de rokende puinhopen van een oud bestaan probeer te redden wat er te redden
valt, dat ik een oud leven in stand probeer te houden op de nog na-schuddende
grondvesten van het nieuwe, dat ik tussen ouwe rotzooi het beste gedij dan wel
dat ik me nodig eens moet laten nakijken).
Hoe dan ook.
De getalenteerde Martin Bril zat daar.
In mijn droom.
Op een archetypisch drie-kleine-kleutertjes
hek.
Zo een met witte spijlen en een dwarslat
waarop je met veel oefening net stil kunt
blijven zitten.
Hij zat daar en praatte met de overbuurman.
Het gekke was; die overbuurman leek-evenmin
als mijn voortuin- op mijn echte overbuurman.
Toch was het, zo wist ik in dromenland,
mijn overbuurman.
En nou komt het,.
Hoewel ik onmiddellijk, gravend in die pot
in mijn tuin wist dat de man op het hek Martin Bril was en ik me in mijn droom
verbaasde over zijn wederopstanding uit de dood, zag Bril er niet uit als Bril.
Hij leek sprekend op Gerard Reve.
Zoals die eruit zag in de jaren zestig toen
hij God een ezel noemde.
Grote ogen in een mager gezicht.
Ogen vol vuur.
Bril als Reve op een wit tuinhek.
En ik die in mijn droom probeerde alles zo
normaal mogelijk te vinden en niet als een groupie de schep te laten vallen en
me naast de overbuurman te voegen op dat schamele hek.
Martin Bril die in mijn dromen verschijnt
als een van de Grote Drie.
Het lijkt erop dat het de hoogste tijd is voor een stevige nacht doorslapen.
Het moet namelijk niet gekker worden.
Reacties
Een reactie posten