‘De herinnering’ zei ik vijf jaar geleden tegen mijn vader, ‘is als...’.
Hij maakte mijn zin af: ‘...een
hond die gaat liggen waar hij wil’.
Dat het citaat van Cees Nooteboom was,
ontdekten we pas later die middag.
Eerst las mijn vader kleine stukjes voor
uit datgene wat hij op een aanzienlijk dikke stapel A4tjes had geschreven;
herinneringen aan zijn jeugd.
In het Septemberlicht las hij ’s middags
voor aan zijn twee dochters en zijn pasgeboren kleindochter.
Sommige dingen wisten we.
De meeste herinneringen kenden we nog niet.
Het was een kleine schatkist aan informatie
over een al meer dan tachtig jaar durend leven.
We luisterden met gespitste oren.
Zijn herinneringen hadden het formaat van
statige Deens doggen.
Van Koningspoedels.
Weimaraners met glanzende vacht
Naast hem zat toen mijn moeder.
Een gruwelijke vergeetachtigheid speelde
haar destijds al enkele jaren parten.
Ook zij had herinneringen.
Die aan haar jeugd waren moeiteloos op te
roepen en traden als gedresseerde Maltezer Leeuwtjes keurig op.
Herinneringen aan de zojuist geleefde ochtend of de middag waren als
onwillige zwerfhonden.
Met hun rafelige vachten en hun
ongemanierde onwelwillendheid, gingen zij liggen waar ze maar wilden.
Meestal aan de uiteinden van haar geest.
Daar waar ze ze wel kon horen hijgen, maar
ze niet kon zien liggen.
De honden.
Reacties
Een reactie posten