De boom was er nog.
Natuurlijk was die er nog.
Ik drukte de vaas met de pijlpuntige pin in
het gras tussen de wortels van de den.
Ik schikte mijn gele rozen naast de pioenrozen
van mijn zus.
Precies dezelfde gele rozen als vorig jaar,
maar dan anders.
Deze waren in rust gekocht.
Die van vorig jaar in een impuls van mijn
keukentafel gepakt, zo uit de vaas.
In haast, schok, verdriet.
Om ze zestig kilometer verderop neer te zetten
naast het bed waarin mijn moeder lag.
In haar slaap overleden.
Uiteindelijk in haar slaap overleden.
Gele roosjes.
Ik keek naar de boom, de dennenappels en het
ruwe gras waar maanden terug,
op net zo’n zonnige dag, haar as was geland.
Ik bekeek de boterbloemen en madeliefjes.
Zag een duif die scharrelde over dat
vermaledijde, prachtige veld.
Bekeek de boom, zijn wortels, het gras.
Ik zocht mijn moeder.
Maar vond haar niet.
Reacties
Een reactie posten