Doorgaan naar hoofdcontent

Verlegen.


Tijdens het ontbijt flapperde Meisje M. het stukje boterhamworst heen en weer tegen de bruine boterham in haar hand en dacht na over de vraag of ze vannacht had gedroomd.
Achter haar wenkbrauwen kon je bijna letterlijk haar fantasie op de loop zien gaan.
‘Ja’ begon ze met glimmend oogjes. ‘Ik heb gedroomd vannacht. Ik droomde dat ik van jou een fototoestel kreeg dat je niet meer nodig had. En toen ging je mij uitleggen hoe het moest.’
Ze deed het voor, maakte zich klein aan de ontbijttafel op haar kruk, keek door een denkbeeldig gaatje en drukte twee maal op twee gefantaseerde knopjes.
‘Dan deed ik zo en toen zag ik daarna een heeeeeele kleine foto!’ zei ze.
Het was even stil.
Heb jij zo’n fototoestel voor mij?’ vroeg ze toen ernstig.
‘Nee’ antwoordde ik,’dat heb ik niet. Zou je graag een fototoestel willen hebben?’
Ze knikte hartgrondig.
‘Waar zou je dan foto’s van gaan maken?’ vroeg ik.
Het antwoord kwam onmiddellijk.
‘Van alle dieren die ik zag’.
‘Ook van de hele kleine dieren?’ vroeg ik, en in gedachten zag ik haar gehurkt een mier op de foto willen zetten.
 Een haast onmogelijke taak.
‘Nee’ bedacht Meisje M. zich met enige haast ’ik zou niet een foto maken van de dieren , maar van mensen’.
‘Ja?’ vroeg ik.
‘Maar dan alleen van hun ruggen’ sprak Meisje M. met volle mond.
‘Waarom alleen maar van hun rug?’ vroeg ik verbaasd.
‘Ja, want ik durf de mensen niet aan te kijken, dan ben ik verlegen, daarom’’, sprak Meisje M gedecideerd.
Ze reikte naar de oranje bus met rijstwafels en maakte een kleine taart van pindakaas en hagelslag.
En daar was niks verlegens aan.





Reacties

Populaire posts van deze blog

Echec

    Je leugens liggen nu op straat. Als de zon schijnt, worden ze hel verlicht. Regent het, dan worden ze slijmerig, als mos of alg. Niet alleen ik hoorde je leugens opnieuw. Hij hoorde het ook. Toch schaamde je je nergens voor. Geen enkele vraag heb je beantwoord. Geen enkele. Noch die van hem, noch die van mij. Je haalde letterlijk steeds je schouders op en liet drie zinnen rouleren: -daar heb ik al een keer iets over gezegd -ik heb geen zin om erover te praten -daar weet ik niets meer van. De armzalige munitie van een leugenaar. Die een schot hagel lost. Maar geen doel treft. Toen ik je lang aankeek, deed je er alles aan om mijn blik te ontwijken. Je nam slok na slok van je als stevig houvast meegebrachte fles water. Dorst had je niet. Grip had je nodig. Op jouw glibberige pad dat onvermijdelijk naar beneden leidde. Tegen al je verwachtingen in. Tegen al je duistere verachting in. Je waterfles was je schraag. Hij hielp je niet. Want o

Vrij.

    Zoals je een gewonde duif zou optillen, Met alle voorzichtigheid die van je zachte handen een schep maakt. Zodat je zien zou waar de wond zit. Geronnen bloed, de witte botten zichtbaar in de rauwe wond. Zo. Zo zal het zijn als de schade schande wordt. Wanneer de schade tot schande wordt gemaakt. Die wond: een rotte plek in je ziel. Schuldenaar van de zonden van de anderen.   Zoals je mond wolkjes maakt op koude sneeuwdagen Wolkenadem door de vochtige kilte. Zo ijl ben je zelf geweest, onstoffelijk. Een schim van jezelf. Een gedaante, een droombeeld wellicht. Zo. Zo zal het zijn als de waarheid werkelijkheid wordt. En het getij van gevoel door je heen slaat als razend. Raakbaar word je. In plaats van onaanraakbaar. Je bent de duif die opgepakt wordt. Wiens wonden verzorgd worden. Al die gebroken botten heel. En de bestraffing. En de vergelding. Ze zullen met elke klapwiek van genezen vleugels verdwijnen.   Zo zal het zij

Reptiel.

  Voor de aangekondigde dood klopt hij op de deur. Treedt binnen en neemt een stoel. Je hoeft hem niets te vragen. Hij legt zijn warme arm om je heen, kijkt je diep in je ogen en betuigt alvast zijn medeleven. Zijn hese stem maakt hem geloofwaardig. De weken daarna is hij steeds in de buurt. Als een schaduw lijkt hij jou te volgen. Het is of hij je observeert vanuit zijn comfortabele positie op die stoel in jouw woning. Terloops vraagt hij naar de dingen die zullen achterblijven. Het horloge. De klok. Het schilderij. Hij zal thee voor je maken in jouw eigen huis. Het weekend daarna komt hij weer. Tot en met de dood blijft hij komen. Zijn handen op de tafel gelegd. Werkeloos. De vingers spelend met een van de vele sigaretten die hij rookt. Zijn ogen ontwijken de jouwe. Je hoeft hem niets te vragen. Na een onaangekondigde dood is hij de eerste die op de deur klopt. Zwijgend veegt hij zijn voeten op jouw mat. Hij zal ruiken naar rotte herfstbladeren, regen