Doorgaan naar hoofdcontent

Hout.


Ik ken een vrouw.
Die een hardvochtige opvoeding kreeg.
Spartaans.
Met Spartaanse straffen.
Zo leerde haar vader haar piano spelen. En bij elke foute noot, daalde een houten, vierkante liniaal met scherpgehoekte randen keihard op haar vingers neer.
Er waren andere lijfstraffen.
Andere straffen.
Er was een drukkende zwijgzaamheid.
Een onderdrukkende liefdeloosheid.
Toen zij zelf moeder was en haar kinderen bijna naar de middelbare school gingen, stierf haar vader.
Later verhuisde haar moeder naar een verzorgingshuis.
Het ouderlijk huis werd leeggehaald.
In de werkkamer, die na zijn dood volledig intact was gebleven, vond die vrouw de liniaal van haar vader.
In meer dan veertig  jaar tijd was dat wrede stuk hout geblutst en bevlekt geraakt.
De sleetse hoeken waren niet meer scherp nu, maar afgerond.
Het hout voelde hier en daar als fluweel.
Ze pakte de lineaal, die vrouw.
En ze werd overvallen door een intense woede.
Dertig jaar later is haar geheugen onderhevig aan de rafelranden van dementie.
Wat net gebeurde, is meteen weer weg.
Maar wat toen voorviel, is helder als glas.
Zondag, aan tafel vertelde die vrouw dat ze, in dat leeggehaalde ouderlijk huis, die liniaal koos en meenam naar haar eigen  huis.
Daar groef ze een gat in de tuin , en stopte  dat stuk hout diep weg in de vochtige aarde. Daarna koos ze uit de gereedschapskist van haar man de zwaarste hamer. En sloeg hard en langdurig op de zwarte aarde die ze over het gegraven gat had gegooid.
Het was –in de periferie van dat steeds mistiger wordende brein-een plotseling opkomende herinnering.
Aan een jeugd die tot de dag van vandaag diepe sporen in die vrouw heeft achtergelaten.
Haar verhaal maakte  diepe indruk op mij.
Ik wist al veel van wat haar was overkomen.
Maar op de een of andere manier was het in de grond stoppen van die liniaal en het slaan op zachte aarde met een hamer het beeld dat nog ontbrak.
Vergeefse moeite.
Ontroerende ontreddering.
Diepe wanhoop die geen weg kent.
Zaken die hun loop nemen en geen keer kennen.
Die vrouw.
Zij is mijn moeder.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Echec

    Je leugens liggen nu op straat. Als de zon schijnt, worden ze hel verlicht. Regent het, dan worden ze slijmerig, als mos of alg. Niet alleen ik hoorde je leugens opnieuw. Hij hoorde het ook. Toch schaamde je je nergens voor. Geen enkele vraag heb je beantwoord. Geen enkele. Noch die van hem, noch die van mij. Je haalde letterlijk steeds je schouders op en liet drie zinnen rouleren: -daar heb ik al een keer iets over gezegd -ik heb geen zin om erover te praten -daar weet ik niets meer van. De armzalige munitie van een leugenaar. Die een schot hagel lost. Maar geen doel treft. Toen ik je lang aankeek, deed je er alles aan om mijn blik te ontwijken. Je nam slok na slok van je als stevig houvast meegebrachte fles water. Dorst had je niet. Grip had je nodig. Op jouw glibberige pad dat onvermijdelijk naar beneden leidde. Tegen al je verwachtingen in. Tegen al je duistere verachting in. Je waterfles was je schraag. Hij hielp je niet. Want o

Vrij.

    Zoals je een gewonde duif zou optillen, Met alle voorzichtigheid die van je zachte handen een schep maakt. Zodat je zien zou waar de wond zit. Geronnen bloed, de witte botten zichtbaar in de rauwe wond. Zo. Zo zal het zijn als de schade schande wordt. Wanneer de schade tot schande wordt gemaakt. Die wond: een rotte plek in je ziel. Schuldenaar van de zonden van de anderen.   Zoals je mond wolkjes maakt op koude sneeuwdagen Wolkenadem door de vochtige kilte. Zo ijl ben je zelf geweest, onstoffelijk. Een schim van jezelf. Een gedaante, een droombeeld wellicht. Zo. Zo zal het zijn als de waarheid werkelijkheid wordt. En het getij van gevoel door je heen slaat als razend. Raakbaar word je. In plaats van onaanraakbaar. Je bent de duif die opgepakt wordt. Wiens wonden verzorgd worden. Al die gebroken botten heel. En de bestraffing. En de vergelding. Ze zullen met elke klapwiek van genezen vleugels verdwijnen.   Zo zal het zij

Reptiel.

  Voor de aangekondigde dood klopt hij op de deur. Treedt binnen en neemt een stoel. Je hoeft hem niets te vragen. Hij legt zijn warme arm om je heen, kijkt je diep in je ogen en betuigt alvast zijn medeleven. Zijn hese stem maakt hem geloofwaardig. De weken daarna is hij steeds in de buurt. Als een schaduw lijkt hij jou te volgen. Het is of hij je observeert vanuit zijn comfortabele positie op die stoel in jouw woning. Terloops vraagt hij naar de dingen die zullen achterblijven. Het horloge. De klok. Het schilderij. Hij zal thee voor je maken in jouw eigen huis. Het weekend daarna komt hij weer. Tot en met de dood blijft hij komen. Zijn handen op de tafel gelegd. Werkeloos. De vingers spelend met een van de vele sigaretten die hij rookt. Zijn ogen ontwijken de jouwe. Je hoeft hem niets te vragen. Na een onaangekondigde dood is hij de eerste die op de deur klopt. Zwijgend veegt hij zijn voeten op jouw mat. Hij zal ruiken naar rotte herfstbladeren, regen