Doorgaan naar hoofdcontent

Posts

Posts uit 2024 tonen

Zo waarlijk.

  ‘Moeder van alle mensen’ stond op het kleine handgeschilderde bordje dat in Leuven in een boom hing. Op een vreemde hoogte. Alleen zichtbaar als je je vanaf het Mariakapelletje, dat ervoor stond, oprichtte en naar die grote boom keek. Ik weet nog waar ik het bordje zag. Welke laarzen en jas ik aanhad. Hoe de tekst me diep raakte. Dat ik even erna in een ziekenhuis in datzelfde België op een operatietafel zou liggen.  Voor de allereerste en meteen laatste IVF-poging. Een moeder van alle mensen. Eentje, die mensen moeders zou maken. Toen ik dat bordje zag, was het mijn hartstochtelijke wens dat na vijf miskramen een medische ingreep via IVF   zou leiden tot het geboren laten worden van een levensvatbaar kind. Ook die wens kwam niet uit. Hoe het leven je breken kan. Dat leer je niet op school. Dat leer je in de gangen van een Vlaamse kliniek. Of met een zojuist doodgeboren kindje in je handen, helemaal alleen thuis. Of op een doodgewone dinsdag wa...

Mancipatie.

  Ik moest flink bukken om de doppen van de ventielen van mijn autobanden te draaien. Daarna drukte ik net zo lang op de rode plusknop van het apparaat langs de N237, tot het display 200 Bar vermeldde. Vervolgens duwde ik de mond van de slang waar de perslucht uit kwam, recht tegen het ventiel van mijn autoband. Zo, diep bukkend draaide ik mijn oor naar het apparaat om -te midden van het langsrazende verkeer- de piep te kunnen horen. Die aangaf dat er genoeg lucht in de banden zat. Toen ik de tweede band vulde met lucht, hield een grote Audi achter mijn auto halt. Het raam ging open. Een man van onbestemde leeftijd, naast zich een puberdochter die zich nu al schaamde voor haar vader. ‘Goedemorgen’ hoorde ik.   Ik groette terug terwijl ik de slang voor de motorkap langs naar het andere voorwiel trok. ‘Hoe werkt dat?’ hoorde ik. Ik ging rechtop staan. ‘Het apparaat?’ vroeg ik ‘Of de banden op spanning brengen?’ ‘Ja, nee, het apparaat, hoe kan ik b...

Brief.

Iemand had het briefje onder de ruitenwisser van de Volvo gestopt. Dat niet alleen. Alvorens het als verrassing te plaatsen op de achterruit, had diegene met lippenstift een kus gedrukt op het velletje papier. Iemand anders was in de auto gestapt. En had het briefje met de lieve boodschap niet gezien. Dwars door het drukke ochtendverkeer vlagde daar een onoplettende burger. Onwetend van de schitterende liefdesverklaring op de achterruit van de auto. 'Dag lieve' was leesbaar voor de achterliggers. De rest van de boodschap was onzichtbaar door de ruitenwisser die het inmiddels vochtige velletje op zijn plaats hield. God weet hoe lang al.  Een vredeswens in oorlogstijd. Onvoorwaardelijke liefde. Getoond aan een onoplettende ontvanger. Een per ongelukke vlag op een modderschuit. De niet gehoorde boodschap. Liefde, platgeslagen tegen een achterruit op een overvolle verkeersader in de bomvolle stad. Ik kon het slechts fotograferen. Liefde in tijden van onwetendheid. Prachtig.

Orde.

Toen de orde der dingen voor de vierde maal zo definitief verschoven was, hoorde ik een specht.  Dat was op de zondag erna. In een bos waar mensenhanden een grote hut van stammen en takken hadden gemaakt. En paddenstoelen hun zwavelkleurige lichamen tussen het mos door wrongen. Ik kon het geluid eerst niet thuisbrengen. De doffe echo leek vanuit de vochtige grond op te stijgen. Ik hurkte en keek onder het gebladerte. Dacht dat ik een zwart-wit diertje zag. Maar wist meteen dat dit een schitterende illusie van mijn bedroefde geest was. Hoger keek ik. Langs de stammen van de hoge bomen, hun loof nog groen en vol leven. Ik tuurde langs de grijze lucht, tussen takken en het karkas van een dode boom die metershoog rechtop stond: zinloos leven. Plotseling zag ik de specht. Hoog boven mij roffelde zijn snavel met een duizelingwekkende vaart tegen de onbarmhartige bast van een den. Het geluid droeg ver. Van grond tot hemel: overal hoorde je doffe klank van h...

Excuus.

      Gister maakte een vriend van mij een fout. Vlak erna liet hij weten spijt te hebben van zijn woorden. En daden. Zei zich rot te voelen. Hij vroeg me of we even konden bellen. Ik liet weten er even niet over te willen praten, die dag. Maar wel de dag erna. Vanmorgen belde hij mij, zoals gister afgesproken. Hij maakte onmiddellijk nogmaals excuus voor wat hij gister deed. Ik zei dat ik begrip had voor zijn keuze. En liet de verantwoordelijkheid daarvoor verder bij hem.  Maar vroeg hem ook wat het zo comfortabel had gemaakt mij te kwetsen. Wat, aan mij, het zo eenvoudig had gemaakt dit te doen. Omdat ik niet de indruk had dat iets in mij hem had toegestaan of zelfs uitgenodigd te kwetsen. Of zo achteloos met mij om te gaan. Het was een oprechte vraag. Opnieuw kwam er excuus. En een gesprek waarin wederzijds werd geluisterd. Nog nooit heeft iemand zo eloquent sorry tegen mij gezegd. Na een menselijke fout, die gewoonweg gebeuren kan in een ...

Breken.

De nonchalance waarmee. De onoplettendheid van het al. De apathische desinteresse waarmee koelte je toe waait. Hoe schouderophalend. En onbekommerd. Hoe koud die zuigende wind. En ooghoek-observerende. Hoe stiekem-proberende oogluikend-toegestane. De lusteloze onverschilligheid. De tijd, die het kind geroofd heeft. Het breken van alles wat was. Hoe luid de scherven. En hoe onhoorbaar de oorverdovende onachtzaamheid.  

Zweer.

En weer huilen we allemaal krokodillentranen. Nu over een tot mogelijk de dood erop volgt zwaar mishandeld pleegmeisje van tien jaar oud. Waarvan buren, de biologische moeder, school en andere omstanders al lang wisten hoe ernstig de situatie was in het pleeggezin waarin zij leefde. Toeschouwers, die allemaal melding deden. Bij Veilig Thuis uiteraard. En ongetwijfeld bij Save, die gaat over pleegzorg in ons land. Waarschijnlijk meldde men alles ook bij de politie. Niemand greep in. Vorige week is dit meisje uit het pleeggezin gehaald. Ze is nog steeds buiten bewustzijn en ligt in het ziekenhuis. Een de weerzin wekkende zaak is het. Waar nu maar liefst twintig rechercheurs op gezet zijn.  Ineens is iedereen wakker, vol afschuw en bereid. Hoogste prioriteit. De onderste steen moet boven. Maar het is een farce. Want als je de krant een beetje bijhoudt, lees je dat het laatste decennium duidelijk wordt dat Nederland geen welvaartsstaat is. En zelfs geen democratie. Er zijn enorme misst...

Armen.

Op een diepdonkere maandagochtend waarop de zon toch uitbundig scheen, had ik wat tijd stuk te slaan tussen de ene en de andere afspraak. In het woonwarenhuis zocht ik op de gordijnafdeling vergeefs -zoals zo vaak deze maanden- naar de juiste maat vouwgordijnen. Een vrouw passeerde mij, met aan haar hand het schattigste kleine meisje ooit. Het peutertje droeg een zwart-rode thobe met een bijpassende hoofdband, tatreez geborduurd. We glimlachten naar elkaar, de moeder en ik, toen we plaats maakten in het smalle gangpad. In het ogenblik dat we elkaar passeerden nam ik een zware beenhandicap waar bij de vrouw. Het meisje   keek vanaf de vloer naar mij omhoog met diepdonkerbruine ogen die omrand waren door de langste wimpers die ik ooit zag. Bij de gordijnen vergeleek ik rij na rij met opnieuw al die verkeerde maten en prijzen. En wilde me omdraaien om naar beneden te gaan, toen ik achter mij zachtjes ‘mevrouw’ hoorde. Ik keek om. Daar stond ze, zwaar ov...

Onmacht.

  Dit is Vincent Hoffmans. Op 6 september 1944 werd hij voor een Duits vuurpeloton in Waalwijk gezet. Samen met zijn broertje Joop en de burgemeester van hun dorp. Hij was vijfentwintig jaar oud. Als door een Godswonder overleefde Vincent de fusillade. De kogels die een van de SS-ers op hem afvuurde van zes meter afstand, troffen zijn rechterarm en doorboorden een long. Het genadeschot dat moest volgen miste doel. De bij de executie aanwezige pastoor zag dat Vincent zijn hoofd ophief. Deze pastoor wist de Duitse militairen meteen na de executie mee te tronen naar het Raadhuisplein. De zwaargewonde Vincent wist daardoor ongezien naar de Winterdijk achter de fusillade-plek te strompelen. Daar wilde hij over een sloot springen. Dat lukte niet: hij bleef in het prikkeldaad hangen en verloor het bewustzijn. Via het Rode Kruis en met behulp van enkele burgers werd hij naar het ziekenhuis in Den Bosch gebracht, een helletocht waarbij de auto viermaal werd aangehouden. I...

Blijkens.

  Twee frisse meisjes belden aan. De een donkerharig, de ander asblond. Goed gekleed. Goed gekapt. Neutraal van look. Een dikke sjaal om de nek omdat de lente nog steeds geen aanstalten maakte en het soms plotseling goot van de regen. Toornige buien, met hagel en een koude wind. ‘Goedemorgen’ schalde een van de meisjesstemmen het trapgat in. Ik groette terug. Nog zag ik het niet. ‘Wij komen om u een boodschap van blijdschap te brengen’ sprak de donkerharige, opkijkend naar mijn gestalte bovenaan de trap. Het was of een onzichtbare sluier, die tot zojuist tussen haar en mij had gehangen, plotseling werd weggetrokken. Jehova’s Getuigen, klonk het zonder geluid in blokletters in mijn hoofd. ‘Oké’ aarzelde ik een seconde. ‘Wij komen de boodschap van God brengen en zouden graag met u over de Bijbel willen spreken...’ Ik onderbrak vriendelijk maar vastberaden. ‘Nee, dankjewel’ zei ik, ‘ik heb daar geen tijd voor en eigenlijk ook geen zin in. Maar ik wens julli...

Prooi.

  Hij glimlachte altijd naar me. En niet alleen naar mij. De betoverende, brede lach kwam op zodra je hem in de ogen keek. Een niet onknap gezicht. Een goed gebouwd lichaam. Lessen leerde hij je. Tenminste, dat dacht hij. Zo sprak hij je toe. Van net iets boven jou, leek hij je altijd te willen over-toepen. Met kennis. Informatie. Vermeende kunde. Met de taal van de onnadrukkelijke machtszoeker. Die lichaamstaal. De lachtaal. Taal. Maar de ogen. Die spraken met een andere tong . Als je goed oplette, dan gleden ze vorsend over je heen wanneer je even niet met hem sprak. Als je heel je wezen op voelen zette , kon je die donkerbruine ogen gewaarworden die over je heen gleden. Koud als bevroren water. Onaangedaan maar nieuwsgierig zoog hij je naar zich toe.  Hij checkte je. Controleerde of jij de geringste beweging, weg van het centrum, zou maken. Dat hete, koude brandpunt van zijn wrede geest. Wegstappen uit de schaduw van zijn hardvochtige koninkri...

Tievie.

  Nog niet had ik vanmorgen het artikel in De Volkskrant over Gerard Timmer gelezen, of de NOS-directeur legde zijn functie per direct neer.   Nog voor de ochtend goed en wel begonnen was. In het bewuste stuk vertellen oud-medewerkers dat Timmer in zijn tijd als algemeen directeur bij BNNVARA op de hoogte was van wangedrag. Dat had plaats op de redacties van Zembla en De Wereld Draait Door. Eindredacteuren van beide programma's en presentator Mattijs Van Nieuwkerk zijn inmiddels opgestapt. Na vanaf vorig jaar door De Volkskrant gevraagd naar zijn kant van de verhalen -waarop hij eerst niet en later nadrukkelijk tegen zijn zin en mondjesmaat reageerde- trok Timmer vanochtend een terechte conclusie. Na publicatie van onweerlegbare feiten waartegen geen  verweer meer mogelijk is. Timmer zegt dat de discussie over zijn verleden de cultuurverandering bij de NOS niet in de weg mag zitten. Die verandering moet volgen op het rapport van ...

Monument.

  Mijn bejaarde vader en ik waren in de keuken in het ouderlijk huis in V. toen hij het zei. Hij zal afgewassen hebben, ik zal de vaat hebben afgedroogd met de rode theedoek. Ik was in mijn eentje bij hem op visite. Ik herinner mij een snelle lunch met het brood, de jam, de stroop. Zonder poespas. Gewoon. Zoals mijn ouders waren. Terwijl zijn handen in het warme sop roerden, zei mijn vader plotseling: ‘Ik heb iets geleerd’. Zoiets had hij zijn hele leven lang nog nooit tegen mij gezegd. In mijn beleving was mijn vader iemand die alles al geleerd had. Ook al zag ik hem en mijn moeder vaak met plezier studeren op ingewikkelde literatuur, filosofische vraagstukken, het wezen van   geloof. Mijn vader alsook mijn moeder waren mensen die een leven lang interesse toonden in het nieuws, de achtergronden van wereldgeschiedenis, die grote belangstelling toonden in mensen -veraf en dichtbij- en hun beweegredenen. Bijna alles hadden ze dus al gelezen, gezien, gehoor...

Droom.

Iets meer dan een week slaap ik nu in mijn oude bed in mijn nieuwe huis. De eerste nachten waren kort. Ik was doodmoe en ging slapen, maar de verhuis-adrenaline maakte mij nog voor vijf uur   ’s ochtends klaarwakker. De poes was verheugd met zoveel aandacht op weer een lange dag. Na vier korte nachten begon het dromen. Elke nacht dezelfde droom. Met een schok realiseerde ik mij in de duisternis in mijn halfslaap, dat al mijn spullen nog in het oude huis stonden. En dat wij dat allemaal aanstaande vrijdag zouden moeten verhuizen. Het bed. Vooral het bed moest verhuisd worden. Dat grote, grote bed. Met het enorme headboard. Middels slechts één busje van Ad Rem moesten wij die klus gaan klaren. Alleen T. en ik. Samen dragen, sjouwen en tillen. Een onmogelijke opgave. Hoe verder de droom vorderde, hoe meer ik in paniek raakte. Dan werd ik tot slot wakker en tastte om mij heen. Realiseerde mij dat ik in mijn eigen bed lag. Tastte met mijn handen over het zach...

Zwart.

  Ik weet nog de eerste keer dat iemand mij zo noemde. Mijn hart klopte een slag luider in mijn borst. Mijn ogen werden iets groter. Ik voelde het kloppen en verwijden in mij. Pure angst sloeg door mij heen. Intern startte onmiddellijk de zoektocht. Zoals een man zijn portefeuille zoekt door te kloppen op zijn borstzak. Zo ving ik intern het kloppen aan.Met denkbeeldige handen om in mijn binnenste af te tasten wat er mis zou zijn met   mij. Niets wist ik nog van familieverbanden. Waarbij het belangrijk is dat door de hele groep één bliksemafleider aangewezen wordt. Om de spanningen die generaties lang geheim moesten blijven, te kanaliseren. Een reden, een oorzaak, een afvallige op wie alle lelijke gedragingen geprojecteerd kunnen worden. Waarbij meerdere daders handen in onschuld wassen. Na elke schending opnieuw. Ik weet nog alle talloze keren erna. Dat zij mij benoemden. Mijn hart sloeg er al lang niet meer van over. Mijn ogen vernauwden zich, nu. ...

Genade.

    Elke dag verhoud ik mij opnieuw tot jou. In een klein ritueel dat als vanzelf ontstond. Waarvan ik later pas begreep dat het me aan jou verbond. Waartoe het diende, wat ik deed. Elke dag raak ik aan wat van jou in mij resteert. Ik pak het in, in jouw ragfijne zwarte kanten zakdoek die ik erfde. Leg het daar te ruste, elke keer op dezelfde plek. Ik druk een kus op wat ik inpak, ik zeg je naam. Ik leg je neer in stilte. Raak met mijn vingers zacht een laatste keer je ziel. Zoals ik toen, jaren terug, mijn vingers om je koude stijve handen vouwde en mijn lichaam op de grond zonk. En ik zocht naar een manier om dag tegen jou te zeggen. Elke dag verhoud ik mij opnieuw tot jou. En nog steeds is er verbinding. Meld jij je bij mij, zoals ik aan jouw onstoffelijke voeten denkbeeldig mijn vragen neerleg. Ik eer je in een ritueel. En ik vergeef je elke dag. Voor alle dagen dat je niet bij me was. Voor al die jaren dat je niet meer bij me bent. ...