In
het appartementencomplex waar ik woon, woont ergens bovenin een vrouw van tegen
de zestig.
Op
verstandige schoenen en met de mond naar beneden getrokken in een permanent
woedende streep, presteerde zij het meisje M. de stuipen op het lijf te jagen.
Dat
is nu precies een jaar geleden.
Die
winterdag stond de deur van de hoofdingang open.
Op
de knip, die dichtgaan van de deur doet voorkomen als je bijvoorbeeld spullen van en naar je auto brengt.
Meisje
M. die zulks nog nooit gezien had, verbaasde zich hardop over het openstaan van
onze deur.
Ik
liet haar zien hoe dat kon.
Ik
haalde deur van de knip, deed hem dicht en zette hem in dezelfde beweging weer
open.
Op
de knip.
De
hele demonstratie duurde 4 seconden.
Voor
op straat stond de vrouw van in de zestig, die ik daarvoor nog nooit gezien
had.
Ze stond op straat haar boodschappen uit een auto te halen.
Zij
arriveerde bij de weer openstaande deur toen ik met meisje M. mijn brievenbus
leegde.
‘Goedemiddag’
groette ik haar.
Zoals ik dat doe met elke bewoner die in het complex mijn pad kruist.
Ze
mompelde iets terug dat verdacht veel op een verwensing leek.
Maar
wellicht had ze me niet goed gehoord.
Ik
herhaalde mijn groet.
Opnieuw
hoorde ik een verwensing.
Nu
duidelijk gelardeerd met een zinsnede -met Brabantse tongval gemompeld- over hoe
ik de deur in haar gezicht durfde dicht te gooien.
Ook
daarvan was ik niet zeker, of ik het goed gehoord had.
Meisje
M. wits het intuïtief heel zeker.
‘Fjau
boos?’ vroeg ze aan mij, terwijl ze naar de tot een potloodstreep vertrokken
mond keek.
‘Ik
geloof het wel’ zei ik tegen mijn dochtertje van twee-en een-half.
De
potloodstreep en de verstandige schoenen stonden binnen gehoorsafstand in de
hoek van de hoofdingang te rommelen bij de brievenbussen.
Boos
gemompel steeg op.
Toen
we bij de lift waren, vroeg Meisje M : ‘Fjau boos? Waajom dan, mama?’
‘Ik
weet het niet, liefje’ zei ik terwijl de liftdeuren sloten en de woedende Fjau Boos eindelijk uit beeld verdween.
Terwijl
we naar boven zoefden, hoorden we
Fjau Boos beneden in de hal hardop schelden.
Enkele
maanden later, het was zomer geweest, was een pakje voor mij bezorgd en afgeleverd bij een
van de andere bewoners.
Zo meldde het briefje van TNT Post in mijn brievenbus.
Ik
belde samen met Meisje M. aan bij het betreffende penthouse.
Ik
was er nog nooit geweest.
De
deur ging open.
Tot
mijn grote verbazing deed Fjau Boos open, het voor mij bestemde pakje al in haar
hand.
Bij
het zien van mij en mijn dochter, smeet ze het pakje de gang in en vloekte
opnieuw.
Ik
was even verbijsterd als geamuseerd.
Het
was bijna lachwekkend, deze ongefundeerde woede van een vrouw die ik helemaal
niet kende.
De
dag erna belde ik -zonder Meisje M.-nogmaals aan bij het penthouse.
Het
leek me verstandig Fjau Boos mijn welgemeende excuses aan te bieden en van haar
te horen wat ik gedaan had om -maanden terug- haar eeuwig durende toorn te
wekken.
Ik
hoorde aan de andere kant van de deur hoe voetstappen naar het kijkgat in de
voordeur slopen.
En
hoe die voeten weer terugslopen nadat Fjau Boos ongetwijfeld gezien had wie het
was die had aangebeld.
Ik
besloot het te laten voor wat het was.
Tot
vandaag.
Vlak
voor ik buiten op straat meisje M. achterop mijn fiets zette, parkeerde Fjau Boos haar auto
exact naast het fietsenrek.
Ik
greep mijn kans.
Terwijl
ze haar achterklep opende, zei ik goedemiddag.
Ze
zei niets.
Ik
vervolgde: 'Mag ik u wat vragen?’
Ze
keek me zuur en vorsend aan.
‘Dat
moet u zelf weten’ was het antwoord.
Ik
nam de handschoen op.
‘Ik
merk dat u heel erg boos op mij bent’ vervolgde ik’ en ik vind het vervelend
als twee mensen, die in dezelfde flat wonen, boos op elkaar zijn. Ik zou graag
willen weten wat ik gedaan heb , dat u al zo lang boos op mij bent. Zodat ik
mijn excuus kan aanbieden.’
Ze
toonde me een vreemde grijns en daarna haar gekromde gespannen rug en sloeg de klep van de auto hard dicht.
Ze
schold wat binnensmonds en liep zonder wat te zeggen de straat over.
Ik
keek naar meisje M. die verderop bij een paaltje wachtte en niets had gehoord.
Daarna
keek ik werkeloos naar het nummerbord van Fjau Boos.
Er
vlak boven zat een reclamestrip van een autobedrijf.
Uit
de Brabantse plaats Hapert.
Ineens
werd me alles duidelijk.
Nomen
est omen.
Hapert
hapert.
Fjau
Boos is vanuit Hapert blijven steken in een time warp.
Waar
ze nooit meer uit zal komen.
Een
eeuwigdurende blokkade.
Dat
zij ooit de naald in de volgende groef mag weten te plaatsen.
Met of zonder
hulp van Jomanda, Emile Ratelband of Andries Knevel.
Amen.
Voor
ons samen.
Reacties
Een reactie posten