Doorgaan naar hoofdcontent

Zwart.

 
Haar gezicht drukt smart uit.
Het zit hem in die prachtige grote mond die naar beneden trekt terwijl ze zingt.
De wenkbrauwen die -om en om- naar boven en weer naar beneden bewegen.
Als ze zwijgt, en de muziek verder speelt,  blijft haar mond soms open staan, afwachtend, zoekend.
Wie het korte filmpje beeld voor beeld bekijkt zonder geluid, ziet een vrouw die eruit ziet of ze in huilen kan uitbreken.
Na de laatst gezongen noot, lijkt het of de zangeres een fractie van een seconde daadwerkelijk wordt overmand door emotie.
Dat gebeurt niet.
Stil staat ze op het podium, in dat zwart-witte en ietwat schokkerige beeld.
Haar handen, die tijdens de tweeëneenhalve  minuut voor haar buik gevouwen waren, laat ze los.
Ze bewegen langzaam naar beneden, richting haar dijen.
Eleanora Fagan Gough zingt ‘Strange Fruit’.
Eind jaren dertig.
In het dan door rassenscheiding verdeelde Amerika. 
‘Strange Fruit’ gaat over het lynchen van een zwarte man, en was geschreven door Abel Meeropol, een leraar uit de Bronx.
Meeropol gebruikte ervoor het pseudoniem Lewis Allen.
Eleanora Fagan Gough zingt eind jaren dertig, als zwarte zangeres, over het verhangen van haar broeders en zusters.
Ze heeft dan allang de artiestennaam Billie Holliday aangenomen.
En ze staat op het punt zich te verliezen in een alcohol-en heroïneverslaving.
Maar hier, in deze opname, komen tekst, inhoud, stem en performance op een haast huiveringwekkende manier samen.
Holiday zingt in een -voor die tijd- ongekend eigen stijl. 
Niet zoetsappig, maar rauw.
Niet in de pas met de muziek, maar met accenten na de tel, waardoor de liedjes die zij zingt een swingender en dramatischer karakter krijgen.
Ze gebruikt onverwachte tonen en haalt uit aan het einde van een lied.
‘Strange Fruit’ is geschreven door een blanke man.
En eind jaren dertig ten gehore gebracht door een vrouw die alles kon weten over onderdrukking, rassenhaat, het lynchen van mensen met dezelfde huidskleur als zijzelf.
Het gebeurde daar, diezelfde tijd, waarin ze dit nummer zong.
Fenomenaal.
Huiveringwekkend.
Actueel.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Echec

    Je leugens liggen nu op straat. Als de zon schijnt, worden ze hel verlicht. Regent het, dan worden ze slijmerig, als mos of alg. Niet alleen ik hoorde je leugens opnieuw. Hij hoorde het ook. Toch schaamde je je nergens voor. Geen enkele vraag heb je beantwoord. Geen enkele. Noch die van hem, noch die van mij. Je haalde letterlijk steeds je schouders op en liet drie zinnen rouleren: -daar heb ik al een keer iets over gezegd -ik heb geen zin om erover te praten -daar weet ik niets meer van. De armzalige munitie van een leugenaar. Die een schot hagel lost. Maar geen doel treft. Toen ik je lang aankeek, deed je er alles aan om mijn blik te ontwijken. Je nam slok na slok van je als stevig houvast meegebrachte fles water. Dorst had je niet. Grip had je nodig. Op jouw glibberige pad dat onvermijdelijk naar beneden leidde. Tegen al je verwachtingen in. Tegen al je duistere verachting in. Je waterfles was je schraag. Hij hielp je niet. Want o

Vrij.

    Zoals je een gewonde duif zou optillen, Met alle voorzichtigheid die van je zachte handen een schep maakt. Zodat je zien zou waar de wond zit. Geronnen bloed, de witte botten zichtbaar in de rauwe wond. Zo. Zo zal het zijn als de schade schande wordt. Wanneer de schade tot schande wordt gemaakt. Die wond: een rotte plek in je ziel. Schuldenaar van de zonden van de anderen.   Zoals je mond wolkjes maakt op koude sneeuwdagen Wolkenadem door de vochtige kilte. Zo ijl ben je zelf geweest, onstoffelijk. Een schim van jezelf. Een gedaante, een droombeeld wellicht. Zo. Zo zal het zijn als de waarheid werkelijkheid wordt. En het getij van gevoel door je heen slaat als razend. Raakbaar word je. In plaats van onaanraakbaar. Je bent de duif die opgepakt wordt. Wiens wonden verzorgd worden. Al die gebroken botten heel. En de bestraffing. En de vergelding. Ze zullen met elke klapwiek van genezen vleugels verdwijnen.   Zo zal het zij

Reptiel.

  Voor de aangekondigde dood klopt hij op de deur. Treedt binnen en neemt een stoel. Je hoeft hem niets te vragen. Hij legt zijn warme arm om je heen, kijkt je diep in je ogen en betuigt alvast zijn medeleven. Zijn hese stem maakt hem geloofwaardig. De weken daarna is hij steeds in de buurt. Als een schaduw lijkt hij jou te volgen. Het is of hij je observeert vanuit zijn comfortabele positie op die stoel in jouw woning. Terloops vraagt hij naar de dingen die zullen achterblijven. Het horloge. De klok. Het schilderij. Hij zal thee voor je maken in jouw eigen huis. Het weekend daarna komt hij weer. Tot en met de dood blijft hij komen. Zijn handen op de tafel gelegd. Werkeloos. De vingers spelend met een van de vele sigaretten die hij rookt. Zijn ogen ontwijken de jouwe. Je hoeft hem niets te vragen. Na een onaangekondigde dood is hij de eerste die op de deur klopt. Zwijgend veegt hij zijn voeten op jouw mat. Hij zal ruiken naar rotte herfstbladeren, regen