Doorgaan naar hoofdcontent

Gerechtigheid.

 
Je kunt met veel wegkomen.
Maar niet met alles.
En soms moet je heel oud worden om alsnog je verdiende loon te krijgen.
Vandaag is bekend geworden dat gisteren de van nazi-oorlogsmisdaden verdachte Laszlo Csatary in Boedapest is gearresteerd.
En in staat van beschuldiging gesteld.
Csatary is maar liefst 97 jaar oud.
En het was de Hongaarse jeugd die maandagavond de oud-nazi voor de tweede maal voor het gerecht heeft gekregen.
In 1948 veroordeelde een Tsjechoslowaakse rechtbank Csatary tot de doodstraf vanwege de door hem begane oorlogsmisdaden.
Csatary was  1941 eenendertig jaar. 
En politiechef  in Kosice, een Slowaakse stad die destijds deel uitmaakte van Hongarije. 
Hij zou een sleutelrol hebben gespeeld in de deportatie van driehonderd joden naar Oekraïne, waar zij de dood vonden. 
Ook zou Csatary betrokken zijn geweest bij de organisatie van de deportatie in 1944 van zo'n 15.700 joden naar Auschwitz.
Toen was jij vierendertig jaar.
Na dat hij in 1948 Tsjechoslowakije tot de doodstraf was veroordeeld, vluchtte Csatary naar Canada.
Daar leefde hij ongestoord tot 1997, toen de Canadese autoriteiten zijn paspoort introkken.
Vervolgens verhuisde hij naar Boedapest.
Tweeëntachtig jaar was de oud-nazi, tijdens deze laatste ‘verhuizing’.
Het Siemon Wiesenthal Centrum, dat oud-nazi’s opspoort, had Csatary al die jaren bovenaan haar lijst van meest gezochte oorlogsmisdadigers.
Dankzij het dagblad The Sun -doorgaans niet bekend staand om haar eervolle journalistiek- is Csatary gisterochtend opgepakt. 
De Britse tabloid publiceerde het afgelopen weekeinde foto's op haar website van een man in ondergoed, die Csatary zou zijn. Tientallen Hongaarse jongeren kwamen daarop maandagavond bijeen bij de woning waar hij zou leven. 
Zij eisten zijn arrestatie.
Eindelijk een heel, heel  klein stukje gerechtigheid voor de nabestaanden van precies 16.000 joodse mensen.



Reacties

Populaire posts van deze blog

Echec

    Je leugens liggen nu op straat. Als de zon schijnt, worden ze hel verlicht. Regent het, dan worden ze slijmerig, als mos of alg. Niet alleen ik hoorde je leugens opnieuw. Hij hoorde het ook. Toch schaamde je je nergens voor. Geen enkele vraag heb je beantwoord. Geen enkele. Noch die van hem, noch die van mij. Je haalde letterlijk steeds je schouders op en liet drie zinnen rouleren: -daar heb ik al een keer iets over gezegd -ik heb geen zin om erover te praten -daar weet ik niets meer van. De armzalige munitie van een leugenaar. Die een schot hagel lost. Maar geen doel treft. Toen ik je lang aankeek, deed je er alles aan om mijn blik te ontwijken. Je nam slok na slok van je als stevig houvast meegebrachte fles water. Dorst had je niet. Grip had je nodig. Op jouw glibberige pad dat onvermijdelijk naar beneden leidde. Tegen al je verwachtingen in. Tegen al je duistere verachting in. Je waterfles was je schraag. Hij hielp je niet. Want o

Vrij.

    Zoals je een gewonde duif zou optillen, Met alle voorzichtigheid die van je zachte handen een schep maakt. Zodat je zien zou waar de wond zit. Geronnen bloed, de witte botten zichtbaar in de rauwe wond. Zo. Zo zal het zijn als de schade schande wordt. Wanneer de schade tot schande wordt gemaakt. Die wond: een rotte plek in je ziel. Schuldenaar van de zonden van de anderen.   Zoals je mond wolkjes maakt op koude sneeuwdagen Wolkenadem door de vochtige kilte. Zo ijl ben je zelf geweest, onstoffelijk. Een schim van jezelf. Een gedaante, een droombeeld wellicht. Zo. Zo zal het zijn als de waarheid werkelijkheid wordt. En het getij van gevoel door je heen slaat als razend. Raakbaar word je. In plaats van onaanraakbaar. Je bent de duif die opgepakt wordt. Wiens wonden verzorgd worden. Al die gebroken botten heel. En de bestraffing. En de vergelding. Ze zullen met elke klapwiek van genezen vleugels verdwijnen.   Zo zal het zij

Reptiel.

  Voor de aangekondigde dood klopt hij op de deur. Treedt binnen en neemt een stoel. Je hoeft hem niets te vragen. Hij legt zijn warme arm om je heen, kijkt je diep in je ogen en betuigt alvast zijn medeleven. Zijn hese stem maakt hem geloofwaardig. De weken daarna is hij steeds in de buurt. Als een schaduw lijkt hij jou te volgen. Het is of hij je observeert vanuit zijn comfortabele positie op die stoel in jouw woning. Terloops vraagt hij naar de dingen die zullen achterblijven. Het horloge. De klok. Het schilderij. Hij zal thee voor je maken in jouw eigen huis. Het weekend daarna komt hij weer. Tot en met de dood blijft hij komen. Zijn handen op de tafel gelegd. Werkeloos. De vingers spelend met een van de vele sigaretten die hij rookt. Zijn ogen ontwijken de jouwe. Je hoeft hem niets te vragen. Na een onaangekondigde dood is hij de eerste die op de deur klopt. Zwijgend veegt hij zijn voeten op jouw mat. Hij zal ruiken naar rotte herfstbladeren, regen