Dat ik met regelmaat
aan de naderende dood van mijn moeder denk is logisch.
Ze is ziek.
Hoe lang het nog
duurt, haar afstand van hier naar daar, dat weet niemand.
Het geeft ook niet.
Ik denk er aan.
Aan het moment van
definitief afscheid nemen.
Omdat ik niet weet
wat ik zeggen moet, tegen mijn moeder, nu en zélfs dan, bedacht ik me een lied.
Er is een lied, dat
ik haar meegeven wil, die laatste reis.
Gezongen door een Limburger, een
beetje van daar waar zij vandaan komt.
Een man die zingt met
een rauwe, brekende stem.
Altijd als ik dat
lied hoor, denk ik aan het leven van mijn moeder.
En huil ik heel even.
Vanmorgen stond
meisje M. op haar kruk aan het aanrecht.
Ik maakte haar haartjes
vochtig en terwijl we praatten, luisterden we naar een lied.
Een ander lied.
Van Ramses Shaffy.
De tekst ervan paste
niet bij het leven van mijn moeder.
Helemaal niet,
eigenlijk.
Wel hoorde het heel
erg bij haar ziekte.
Ik vlocht die zachte
kinderhaartjes.
En ik zag dat op
meisje M’s blauwgenopte jurkje dikke zoute tranen vielen.
Die van mij.
Ik veegde ze heel
zacht weg met mijn vingers.
Ik maakte het tweede
staartje.
Was de moeder van een
lief kind.
En dacht aan mijn
moeder.
En hoe zij een lief
kind had gehad.
Hoe.
Reacties
Een reactie posten