Toen ik zelf als
twintiger en dertiger U. onveilig maakte, deed het mannelijk gezelschap waarmee
ik ging stappen de vreemdste dingen.
Wanneer ze uitgelaten
en dronken waren, klommen ze in bomen, versleepten dranghekken, grepen
regenpijpen en probeerden een gevel te bestormen.
Alles lachend.
Om alles lachend.
Deze week werd op een
vroege dinsdagochtend het lichaam van een 27-jarige student uit het water van
de Oudegracht gehaald.
Hij werd enkele dagen
vermist.
Op die dinsdagmorgen was hij
van de bodem van de gracht, waar hij na een onfortuinlijke val terecht was
gekomen, eindelijk omhoog gekomen.
Omstanders zagen hem
drijven, een meter of honderd van de plek waar hij te water was geraakt, dagen
daarvoor.
Stijn, was zijn naam.
En ergens, het
afgelopen weekend, was hij gaan stappen.
Veel gedronken.
Teveel.
’s Nachts is hij
langs de achtergevel van zijn aan de gracht gelegen woning omhoog geklommen.
Sleutel vergeten?
Niemand weet het.
Niemand was erbij.
Feit is dat hij
gevallen is.
En waarschijnlijk
zijn hoofd stootte tegen een steiger.
Te water raakte.
Onder water raakte.
Verdronk.
En dagen later pas
boven kwam drijven.
Op de plek waar ik
dinsdagochtend de vuilboot van de gemeente zag die zijn lichaam uit het water zou
halen, liggen vandaag bloemen en kaarsen op de werf.
Er staat een foto van
Stijn.
Een vrolijke, aardige
jongen.
Met meisje M. ging ik
zojuist even kijken bij dit hartverscheurende monument dat in vier dagen tijd
ontstond.
Toen zij aan me vroeg
wie de jongen op de foto was, legde ik zo goed en zo kwaad in simpele woorden
uit wat er was gebeurd.
‘Net als D.’ zei ze,
toen ik liet weten dat hij was verdronken.
Ja.
Net als onze
poes.
Ze was even stil.
‘Was hij in zijn
blote bassie?’ vroeg meisje M. terwijl ze naar het grauwe water naast zich keek.
‘Heettie jonge?’
vroeg ze ernstig.
‘Hij heet Stijn’ zei
ik.
Toen we de trap
opgingen , naar de straat boven de werf, draaide ze zich om.
Ze wilde terug.
We gingen weer naar
beneden.
Met ferme tred liep
ze op het monument af.
Ik mocht haar niet
volgen en moest op enkele meters afstand blijven staan.
‘Istie jonge nou?’
zei ze voor zichzelf uit, richting brandende kaarsjes, foto en de bloemenzee.
Het was even stil.
‘Dag Tijn’ zei ze.
Toen draaide ze zich
om.
En half uur later, op
een bankje elders in de stad, vroeg ze plotseling:
‘Heettie jonge van
blote bassie?’
‘Stijn’ zei ik.
Er waaide een klein
briesje langs haar elfenvleugels.
Reacties
Een reactie posten