Doorgaan naar hoofdcontent

Denken.


Gister dacht ik na over de polemiek in Nederland, deze dagen.
Over wie we zouden moeten herdenken, vanavond op 20 uur precies.
Ik dacht aan de door mij gelezen dagboeken, brieven-naar-huis, berichten, verslagen van burgers en soldaten uit Nederland, Duitsland, Engeland en Amerika die bij de Tweede Wereldoorlog betrokken raakten.
Aan al dat universele persoonlijke lijden, dat sprak uit al die handgeschreven teksten.
Ik herinnerde mij de twee bejaarde oud SS-ers die ik geïnterviewd had.
Die vanaf hun zestiende jaar gedrild waren te dienen in de door Hitler grondig opgezette oorlogsmachine: eerst hersenspoelen, dan doden, al wat leeft.
Gister dacht ik; we moeten iedereen herdenken die slachtoffer werd van een oorlog.
Van de Tweede Wereldoorlog.
Dus ook de Duitse mannen die als hele jonge jongens als vee die oorlog in werden gedreven en eveneens de hel op aarde meemaakten.
Toen zag ik gisteravond op tv de documentaire ‘De Vijfde Dag’. Onderzoeker Maurice de Hond gaat daarin terug in de voetstappen van zijn moeder.
Helemaal terug gaat hij, naar Barak 10 in Auschwitz. 
Waar jonge vrouwen door een nazi-arts onderworpen werden aan gruwelijke experimenten.
Met als doel; het onvruchtbaar maken van joodse vrouwen.
Zodat het hele Joodse Volk uiteindelijk zou ophouden te bestaan.
De moeder van De Hond werd ingespoten met uiterst giftig serum. Haar baarmoeder werd dichtgenaaid.
’s Nachts sliep ze met tweehonderdvijftig andere vrouwen die net als zij moeten hebben gecrepeerd van de pijn, in een barak.
Vier of vijf vrouwen tegelijk in één ‘bed’.
We zagen De Hond die moeite had zijn woede, zijn breken, in toom te houden.
Terwijl hij stuurloos, radeloos in de ruimte stond waar zijn moeder, en talloze andere vrouwen, jarenlang aan gruwelijke operaties waren blootgesteld.
Ik kon er bijna niet naar kijken.
Vanochtend op het journaal zag ik beelden van eerdere Dodenherdenkingen, in ons land.
‘Het is te vroeg’ dacht ik.
‘Misschien is het nog te vroeg’ zei ik zachtjes in mezelf.
De generatie die nu nog leeft en deze verschrikkelijke verhalen overleefde en kan navertellen, moet wellicht eerst de ruimte krijgen.
Om haar eigen doden en haar eigen overleving te gedenken.
Misschien kan de generatie daarna meerdere doden herdenken.
Die van de Duitse jongens, kinderen nog, die door de nazi’s tot waanzin gedreven werden.
Maurice de Hond werd overigens na de oorlog geboren.
Een medisch wonder, na de gruwelijke schade die de Duitsers in het lichaam van zijn moeder hadden aangericht, jaren daarvoor.
Ik ga vanavond denken aan de wilskracht van mensen die de hel overleefden.
Die diep in zichzelf de drang tot overleven wisten op te graven. 
Op een plek waar leven totaal zinloos leek te zijn geworden.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Echec

    Je leugens liggen nu op straat. Als de zon schijnt, worden ze hel verlicht. Regent het, dan worden ze slijmerig, als mos of alg. Niet alleen ik hoorde je leugens opnieuw. Hij hoorde het ook. Toch schaamde je je nergens voor. Geen enkele vraag heb je beantwoord. Geen enkele. Noch die van hem, noch die van mij. Je haalde letterlijk steeds je schouders op en liet drie zinnen rouleren: -daar heb ik al een keer iets over gezegd -ik heb geen zin om erover te praten -daar weet ik niets meer van. De armzalige munitie van een leugenaar. Die een schot hagel lost. Maar geen doel treft. Toen ik je lang aankeek, deed je er alles aan om mijn blik te ontwijken. Je nam slok na slok van je als stevig houvast meegebrachte fles water. Dorst had je niet. Grip had je nodig. Op jouw glibberige pad dat onvermijdelijk naar beneden leidde. Tegen al je verwachtingen in. Tegen al je duistere verachting in. Je waterfles was je schraag. Hij hielp je niet. Want o

Vrij.

    Zoals je een gewonde duif zou optillen, Met alle voorzichtigheid die van je zachte handen een schep maakt. Zodat je zien zou waar de wond zit. Geronnen bloed, de witte botten zichtbaar in de rauwe wond. Zo. Zo zal het zijn als de schade schande wordt. Wanneer de schade tot schande wordt gemaakt. Die wond: een rotte plek in je ziel. Schuldenaar van de zonden van de anderen.   Zoals je mond wolkjes maakt op koude sneeuwdagen Wolkenadem door de vochtige kilte. Zo ijl ben je zelf geweest, onstoffelijk. Een schim van jezelf. Een gedaante, een droombeeld wellicht. Zo. Zo zal het zijn als de waarheid werkelijkheid wordt. En het getij van gevoel door je heen slaat als razend. Raakbaar word je. In plaats van onaanraakbaar. Je bent de duif die opgepakt wordt. Wiens wonden verzorgd worden. Al die gebroken botten heel. En de bestraffing. En de vergelding. Ze zullen met elke klapwiek van genezen vleugels verdwijnen.   Zo zal het zij

Reptiel.

  Voor de aangekondigde dood klopt hij op de deur. Treedt binnen en neemt een stoel. Je hoeft hem niets te vragen. Hij legt zijn warme arm om je heen, kijkt je diep in je ogen en betuigt alvast zijn medeleven. Zijn hese stem maakt hem geloofwaardig. De weken daarna is hij steeds in de buurt. Als een schaduw lijkt hij jou te volgen. Het is of hij je observeert vanuit zijn comfortabele positie op die stoel in jouw woning. Terloops vraagt hij naar de dingen die zullen achterblijven. Het horloge. De klok. Het schilderij. Hij zal thee voor je maken in jouw eigen huis. Het weekend daarna komt hij weer. Tot en met de dood blijft hij komen. Zijn handen op de tafel gelegd. Werkeloos. De vingers spelend met een van de vele sigaretten die hij rookt. Zijn ogen ontwijken de jouwe. Je hoeft hem niets te vragen. Na een onaangekondigde dood is hij de eerste die op de deur klopt. Zwijgend veegt hij zijn voeten op jouw mat. Hij zal ruiken naar rotte herfstbladeren, regen