Doorgaan naar hoofdcontent

Zeveren.

In de speeltuin naaste de kerk in Hunsel was het heet.
Ook in Limburg was de hittegolf voortvarend van start gegaan.
Langs de gevel van de kantine zat een handvol mensen landerig in de schaduw.
Met onverholen dedain bekeken ze het bonte gezelschap dat arriveerde.
Dat bestond uit een paar jongetjes in korte broeken en drie vrouwen met zonnebrillen, slippers en grote tassen.
Een ervan had een broek met panterprint aan.
Naast de ingang van de kantine was een klaptafel opgesteld.
Daarachter zat een mastodont van een vrouw die zich kleedde volgens de ongeschreven regels van de senioren-dracht.
Driekwart witte broek.
Mouwloos topje met veel dessin waaruit slap vrouwenvlees stulpte.
Grijs, naar achter gekapt haar dat als een helm op het hoofd geplakt zat.
Plastic witte oorbellen.
Een zilverkleurig brilmontuur waarachter wantrouwende oogjes naar de bezoekers staarden.
Toen deze niet rap genoeg in de gaten hadden dat entree betaald diende te worden, blafte ze hard ‘Hálloooo!’ vanachter haar klaptafel.
Als een scheidsrechter bestierde ze vanaf haar schaduwrijke plekje de speeltuin , de bezoekers en vooral haar gehoor dat zich rechts van haar had opgesteld in witte tuinstoelen.
Dat bestond uit een zwaar opgemaakt meisje van begin twintig met lang donker haar waar de steiltang onbarmhartig aan te pas was gekomen.
Daarnaast gezeten: een ruim de pensioengerechtigde leeftijd gepasseerde dame in dezelfde klederdracht als de referee.
Driekwart broek, mouwloos polyester top waaruit de weke bovenarmen vrijelijk bloesden.
Haar als een pet zonder klep, oorbellen als de spreekwoordelijke vlag op een modderschuit.
Bril met een montuur waarin Lee Towers in zijn hoogtijdagen Ahoy de handen voor op elkaar had gekregen.
Toen het geld op tafel kwam en de scheidsrechter gevraagd werd of ze met betrekking tot het wisselgeld wat had aan een extra euro, zweeg ze stroef.
Het briefgeld werd met veel vertoon tevoorschijn getoverd vanachter de laatste pagina’s van een agenda waarop ze haar onderarmen liet rusten.
Het geld werd zonder plichtplegingen voor de neus van de gasten gehouden, het gezicht opzichtig afgewend.
Op het dankjewel reageerde ze niet.
Het bezoek zat nog niet onder de lommer van de bomen in het midden van de speeltuin, of daar kwam ze aan.
Met een gekromde vinger die voortdurend een ‘kom hier’-beweging maakte, stapte ze op haar slippers op de twee kleine jongens af die zich vermaakten op een hellingbaantje.
Op niet mis te verstane wijze werd ze duidelijk gemaakt op welke wijze ze wel en vooral ook niet  van het speeltoestel mochten afgaan.
Een van de twee kinderen trok wit weg en maakte zich langzaam uit de voeten vanwege de latent-agressieve wijze waarop ze haar punt duidelijk maakte.
Terug ging ze weer naar haar gehoor in de schaduw van de kantine en startte haar betoog.
Alle hoofden draaiden de kant op van de jongens die inmiddels een ander speeltoestel beklommen. Daarna keken alle kantinehoofden naar de drie moeders die in de schaduw in gesprek waren.
Als kift een gezicht had, dan was het dat van hun.
De onvrede droop van de strijdvaardige gezichten.
Nogmaals kwam de mastodont in actie.
Nu om kinderen in het zwembadje te sommeren de plastic kiepwagentjes uit het water te halen en aan haar te geven.
Dat mocht ook niet; spelen in het water met speelgoed dat bedoeld was voor in het zand.
Met ferme pas stapte ze naar de kantine met vier natte plastic auto’s in haar handen.
Weg zou ze ze bergen, want de rest van de middag waren ze nergens meer te bekennen.
Later bleek dat ze op dezelfde wijze de kantine beheerde.
Aangeschafte fourage mocht met de gratie Gods meegenomen worden op een dienblad.
Daarbij, zo meldde ze kordaat, had de gast enorm veel geluk dat het niet druk was.
Dus mocht deze het dienblad zo lang bij zich houden.
Maar anders had het subiet retour gemoeten.
Het verzoek om extra melk bij de koffie, veroorzaakte kortsluiting in haar hoofd.
Haar handelingen stokten, ze keek in vertwijfeling naar de klaargezette kopjes en schotels waarop bij elk één suiker, en éen melk was neergelegd.
Tot slot, na een lange verstijving waarbij haar handen voor de duur van wat wel een eeuwigheid leek werkeloos in de lucht boven het servies zweefden, pakte ze een cupje melk van een ander schoteltje en plaatste dat met geweld bij de gevraagde bestelling.
Op het ‘dankuwel’ werd uiteraard niet gereageerd.
Ook verder was er genoeg te beleven
Onder de bomen was de temperatuur in de schaduw precies goed, de kinderen renden van water naar klimtoestel via hellingbanen naar de klimmuur.
En dat de klok van de prachtige kerk direct achter de speeltuin af en toe statig luidde, was ronduit idyllisch.
Maar de klapper moest nog komen.
Bij het weggaan einde middag moesten de gasten opnieuw spitsroeden lopen langs het comité dat bij de kantine zat.
De laatdunkende blikken negerend, werd door de gasten vriendelijk goedendag gezegd.
Dat kwam ze te staan op een onverstaanbaar simultaan gemompel dat opsteeg uit drie monden.
Daarbij rolden van een van de geringschattende dames de ogen en werd het gezelschap met onverholen walging na gekeken.
Waarna de roddels zich voortzetten buiten gehoorsafstand.
Leuke speeltuin, de Zeevershof in Hunsel.
Jammer dat de uitbaters de naam zo letterlijk nemen.
Zeveren over het weer, de stadse gasten, de vermeende klote-kinderen.
Hunsel is niet meer wat het geweest is….













.







Reacties

Populaire posts van deze blog

Echec

    Je leugens liggen nu op straat. Als de zon schijnt, worden ze hel verlicht. Regent het, dan worden ze slijmerig, als mos of alg. Niet alleen ik hoorde je leugens opnieuw. Hij hoorde het ook. Toch schaamde je je nergens voor. Geen enkele vraag heb je beantwoord. Geen enkele. Noch die van hem, noch die van mij. Je haalde letterlijk steeds je schouders op en liet drie zinnen rouleren: -daar heb ik al een keer iets over gezegd -ik heb geen zin om erover te praten -daar weet ik niets meer van. De armzalige munitie van een leugenaar. Die een schot hagel lost. Maar geen doel treft. Toen ik je lang aankeek, deed je er alles aan om mijn blik te ontwijken. Je nam slok na slok van je als stevig houvast meegebrachte fles water. Dorst had je niet. Grip had je nodig. Op jouw glibberige pad dat onvermijdelijk naar beneden leidde. Tegen al je verwachtingen in. Tegen al je duistere verachting in. Je waterfles was je schraag. Hij hielp je niet. Want o

Vrij.

    Zoals je een gewonde duif zou optillen, Met alle voorzichtigheid die van je zachte handen een schep maakt. Zodat je zien zou waar de wond zit. Geronnen bloed, de witte botten zichtbaar in de rauwe wond. Zo. Zo zal het zijn als de schade schande wordt. Wanneer de schade tot schande wordt gemaakt. Die wond: een rotte plek in je ziel. Schuldenaar van de zonden van de anderen.   Zoals je mond wolkjes maakt op koude sneeuwdagen Wolkenadem door de vochtige kilte. Zo ijl ben je zelf geweest, onstoffelijk. Een schim van jezelf. Een gedaante, een droombeeld wellicht. Zo. Zo zal het zijn als de waarheid werkelijkheid wordt. En het getij van gevoel door je heen slaat als razend. Raakbaar word je. In plaats van onaanraakbaar. Je bent de duif die opgepakt wordt. Wiens wonden verzorgd worden. Al die gebroken botten heel. En de bestraffing. En de vergelding. Ze zullen met elke klapwiek van genezen vleugels verdwijnen.   Zo zal het zij

Reptiel.

  Voor de aangekondigde dood klopt hij op de deur. Treedt binnen en neemt een stoel. Je hoeft hem niets te vragen. Hij legt zijn warme arm om je heen, kijkt je diep in je ogen en betuigt alvast zijn medeleven. Zijn hese stem maakt hem geloofwaardig. De weken daarna is hij steeds in de buurt. Als een schaduw lijkt hij jou te volgen. Het is of hij je observeert vanuit zijn comfortabele positie op die stoel in jouw woning. Terloops vraagt hij naar de dingen die zullen achterblijven. Het horloge. De klok. Het schilderij. Hij zal thee voor je maken in jouw eigen huis. Het weekend daarna komt hij weer. Tot en met de dood blijft hij komen. Zijn handen op de tafel gelegd. Werkeloos. De vingers spelend met een van de vele sigaretten die hij rookt. Zijn ogen ontwijken de jouwe. Je hoeft hem niets te vragen. Na een onaangekondigde dood is hij de eerste die op de deur klopt. Zwijgend veegt hij zijn voeten op jouw mat. Hij zal ruiken naar rotte herfstbladeren, regen