Doorgaan naar hoofdcontent

Grillaas in de Apenheul.

De Apenheul was gezellig druk.
Vlak na de ingang waren er meer loslopende doodshoofdaapjes dan mensen.
Na een mooie ochtendwandeling door het bos, het op de arm nemen van een schattige maar sterk riekende doodshoofd-aap en het verorberen van de lunch, was het tijd voor de gorilla’s.
We waren net op tijd.
Beneden aan de overvolle tribune, vlak voor de gracht die mens van aap onderscheiden moest, stonden twee verzorgsters.
Gekleed in een Apenheulgroen-shirt, en uitgerust met een headset zodat elk woord luid en duidelijk hoorbaar was zelfs bovenin, vertelden zij over de groep apen  die gewillig plaats had genomen tegenover de tribune voor dit dagelijks terugkerende ritueel.
Voedertijd was het.
En  gelukkig konden beide verzorgsters uitstekend multi-tasken.
Zo kon de een uitleg geven, grapjes maken en fruit en groente gooien over de gracht richting gorillas.
Terwijl de ander vergeefs met de afstandsbediening poogde het verhaal van de een gelijk te laten lopen met een filmpje dat vertoond werd op een digitaal scherm.
Daarnaast kon ook zij tegelijkertijd wortels, mandarijnen en courgettes laag over het water richting apen scheren.
Het was een heel spektakel.
Van bovenaf de tribune kon je alles heel goed zien.
En vooral horen.
De dames hadden het geluid van hun microfoons zo afgesteld dat in het nabijgelegen avonturenpark Julianatoren uitstekend te horen was hoe het fokprogramma bij de gorilla’s was verlopen.
Daarnaast was de meest kordate van de twee erg gesteld op haar eigen stemgeluid.
In een niet aflatende stroom woorden, uitgesproken met een plat-Oost Veluws accent, vertelde zij haar gehoor over  de ‘grooote groep grillaas die u hier voor u ziet’.
We keken elkaar aan.
En we keken weer voor ons.
Naar de grillaas.
Die deden hun ding.
‘Kijk, nou is die grilla aarnd  anders gaan zitten dan kan ‘ie die andere achteren doen. Soms gaat ie ôk wal andersom liggen, kijk maar dat doeddie nu! En onze grootste grilla, dat is grilla Jaambooh. Dat is die  grote’.
Ze gooide een mandarijn naar een gigantische aap van Bokito-achtige proporties.
 Jambo liet deze snack ongeïnteresseerd aan zich voorbij gaan.
‘Jaambooh doe vandaag een bietje hennig an!’ knalde het Apeldoorns commentaar vanaf de gracht omhoog langs de betonnen wanden van de tribune.
Beide verzorgsters konden er smakelijk om lachen.
Na de exotische dieren hun fruithap te hebben zien eten waarbij het oorverdovende Apeldoorns ons als mitrailleurvuur om de horen had geknald, vertrokken we weer.
Mijn oren tuitten.
Even dacht ik dat ik een hartelijk en keihard ‘töt kiekes!’ door de microfoon hoorde.
Maar het kan ook gewoon het terugploppen van mijn trommelvliezen zijn geweest.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Echec

    Je leugens liggen nu op straat. Als de zon schijnt, worden ze hel verlicht. Regent het, dan worden ze slijmerig, als mos of alg. Niet alleen ik hoorde je leugens opnieuw. Hij hoorde het ook. Toch schaamde je je nergens voor. Geen enkele vraag heb je beantwoord. Geen enkele. Noch die van hem, noch die van mij. Je haalde letterlijk steeds je schouders op en liet drie zinnen rouleren: -daar heb ik al een keer iets over gezegd -ik heb geen zin om erover te praten -daar weet ik niets meer van. De armzalige munitie van een leugenaar. Die een schot hagel lost. Maar geen doel treft. Toen ik je lang aankeek, deed je er alles aan om mijn blik te ontwijken. Je nam slok na slok van je als stevig houvast meegebrachte fles water. Dorst had je niet. Grip had je nodig. Op jouw glibberige pad dat onvermijdelijk naar beneden leidde. Tegen al je verwachtingen in. Tegen al je duistere verachting in. Je waterfles was je schraag. Hij hielp je niet. Want o

Vrij.

    Zoals je een gewonde duif zou optillen, Met alle voorzichtigheid die van je zachte handen een schep maakt. Zodat je zien zou waar de wond zit. Geronnen bloed, de witte botten zichtbaar in de rauwe wond. Zo. Zo zal het zijn als de schade schande wordt. Wanneer de schade tot schande wordt gemaakt. Die wond: een rotte plek in je ziel. Schuldenaar van de zonden van de anderen.   Zoals je mond wolkjes maakt op koude sneeuwdagen Wolkenadem door de vochtige kilte. Zo ijl ben je zelf geweest, onstoffelijk. Een schim van jezelf. Een gedaante, een droombeeld wellicht. Zo. Zo zal het zijn als de waarheid werkelijkheid wordt. En het getij van gevoel door je heen slaat als razend. Raakbaar word je. In plaats van onaanraakbaar. Je bent de duif die opgepakt wordt. Wiens wonden verzorgd worden. Al die gebroken botten heel. En de bestraffing. En de vergelding. Ze zullen met elke klapwiek van genezen vleugels verdwijnen.   Zo zal het zij

Reptiel.

  Voor de aangekondigde dood klopt hij op de deur. Treedt binnen en neemt een stoel. Je hoeft hem niets te vragen. Hij legt zijn warme arm om je heen, kijkt je diep in je ogen en betuigt alvast zijn medeleven. Zijn hese stem maakt hem geloofwaardig. De weken daarna is hij steeds in de buurt. Als een schaduw lijkt hij jou te volgen. Het is of hij je observeert vanuit zijn comfortabele positie op die stoel in jouw woning. Terloops vraagt hij naar de dingen die zullen achterblijven. Het horloge. De klok. Het schilderij. Hij zal thee voor je maken in jouw eigen huis. Het weekend daarna komt hij weer. Tot en met de dood blijft hij komen. Zijn handen op de tafel gelegd. Werkeloos. De vingers spelend met een van de vele sigaretten die hij rookt. Zijn ogen ontwijken de jouwe. Je hoeft hem niets te vragen. Na een onaangekondigde dood is hij de eerste die op de deur klopt. Zwijgend veegt hij zijn voeten op jouw mat. Hij zal ruiken naar rotte herfstbladeren, regen