Mijn
kind tekent, of haar leven ervan afhangt, over de dood.
Gister
krabbelden haar net vierjarige vingertjes met stiften in een boekje met een
obscene glittter-kaft.
Toen
ik vroeg wat ze had getekend, liet ze het zien.
Een
tekening met stippels die begraven waren.
Vier
zeerdiertjes die gestorven waren in de zee.
En
een dode poes.
Ik
vroeg haar hoe het kwam dat ze zoveel over de dood tekende.
Zoveel over de dood
nadacht.
Ze
wees op je foto in de vensterbank en zei dat het door jou kwam.
‘Ik weet niet
of oma nou dood is of dat ze nou nog leeft’, zei ze met een piepstem.
Ik
vertelde haar dat je dood was.
En dat je nooit meer terug zou komen.
Ook dat je veel van haar gehouden had.
Ik
vroeg mijn kind of ze wist wat dat was, dood-zijn.
Ze
haalde vragend haar schouders op.
‘In de hemel?’ zei ze toen.
‘Ik
weet het niet’ antwoordde ik. ‘Misschien is oma wel in de hemel, ja. Wat is
dat, de hemel? Hoe ziet die er uit?’
‘Bij
de wolken en de maan’ zei dat kleine meisje op mijn schoot.
‘Dat
zou kunnen’ zei ik.’Ik denk dat het bij de wolken en de maan heel mooi is. En
heel rustig en licht.’
Zomin
als mijn dochter, weet ik waar je bent.
Het
is het grootste mysterie van ons leven; waar gaan we heen als we dood zijn?
En;
waar waren we voordat we geboren werden?
Ik
weet het niet.
Ik
denk niet dat je bij de maan en de sterren bent.
Je
bent niet alleen daar.
Sinds
je as verstrooit is op de mooiste plek denkbaar, is het of jij overal bent.
In
de lucht die ik in-adem.
Tussen
de bomen.
Hier
in mijn huis, soms.
Misschien
heeft mijn kind gelijk.
En ben je ook bij de maan en de sterren.
Zo
hoog.
Wie
zal het zeggen.
Alles
lijkt te kunnen sinds je definitief vertrok.
Reacties
Een reactie posten