Doorgaan naar hoofdcontent

Liegen.

Er wordt wat afgelogen de laatste tijd.
Zo rondom mij heen.
Het zijn  de meest fabelachtige verzinsels die mij ter ore komen. 
Sommige leugens waaien per ongeluk aan mij voorbij.
Andere worden recht in mijn gezicht gedaan.
Altijd is het de leugenaar te doen om persoonlijk gewin.
Meestal is de inzet macht.
De achterkant van elke leugen is daarmee in wezen dus onmacht.
Inmiddels zou ik een heleboel kleurrijke leugens , die recht in mijn gezicht zonder met de ogen te knipperen zijn gedaan, op een rij kunnen zetten.
Van hier tot aan de voordeur zouden ze zich kunnen opstapelen, dan.
Als een stroperig kleed van onwaarheden, falsificaties, verdichtingen, bedrog, listigheden, misleidingen, veinzerij en zwendel.
Ik doe het niet.
En ik vergeet  ze evenmin.
Maar bewaar ze.
In mijn achterhoofd, achter een dicht luikje waarop staat ‘Arglist & Verlakkerij’.
De mooiste leugen die ik hoorde was er één die niet voor mij bedoeld was.
Maar waar ik toevallig getuige van was.
Staand op het balkon keek ik op een koude namiddag afgelopen december naar het tuinpad beneden mij.
Daarop ijsbeerde een vrouw van gevorderde leeftijd heen en weer over de klinkers. 
Die middag was het heel licht gaan sneeuwen. 
Op de kale takken van de bomen lag nog geen wit laagje. 
Wel kon je inmiddels –als je goed keek- de voetstappen van de betreffende vrouw zien in poederachtige fijn-sneeuw in die tuin, recht onder mij.
Ik bekeek het heen-en weer lopen, de glazige blik van de vrouw die zich onbespied waande.
Haar telefoon ging.
Ze nam op.
Duidelijk hoorbaar was haar antwoord, tot helemaal op mijn balkon klonk haar stem.
‘Nee’ zei de dame op licht depressieve toon in de hoorn van haar toestel ‘Ik kan vandaag niet komen want ik sta nu op Station Amersfoort en er rijden geen treinen meer . We zijn helemaal ingesneeuwd’.
Daarmee eindigde het gesprek.
Verbijsterd keek ik  om me heen. Ik bevond me in de stad U. 
De lucht was blauw, de wegen begaanbaar als was het zomer.
Onder mij nam het ijsberen weer een aanvang.
Dit was geen leugentje om bestwil.
Dit was knoeierij van het mythologische soort.
Het was letterlijk fantastisch.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Echec

    Je leugens liggen nu op straat. Als de zon schijnt, worden ze hel verlicht. Regent het, dan worden ze slijmerig, als mos of alg. Niet alleen ik hoorde je leugens opnieuw. Hij hoorde het ook. Toch schaamde je je nergens voor. Geen enkele vraag heb je beantwoord. Geen enkele. Noch die van hem, noch die van mij. Je haalde letterlijk steeds je schouders op en liet drie zinnen rouleren: -daar heb ik al een keer iets over gezegd -ik heb geen zin om erover te praten -daar weet ik niets meer van. De armzalige munitie van een leugenaar. Die een schot hagel lost. Maar geen doel treft. Toen ik je lang aankeek, deed je er alles aan om mijn blik te ontwijken. Je nam slok na slok van je als stevig houvast meegebrachte fles water. Dorst had je niet. Grip had je nodig. Op jouw glibberige pad dat onvermijdelijk naar beneden leidde. Tegen al je verwachtingen in. Tegen al je duistere verachting in. Je waterfles was je schraag. Hij hielp je niet. Want o

Vrij.

    Zoals je een gewonde duif zou optillen, Met alle voorzichtigheid die van je zachte handen een schep maakt. Zodat je zien zou waar de wond zit. Geronnen bloed, de witte botten zichtbaar in de rauwe wond. Zo. Zo zal het zijn als de schade schande wordt. Wanneer de schade tot schande wordt gemaakt. Die wond: een rotte plek in je ziel. Schuldenaar van de zonden van de anderen.   Zoals je mond wolkjes maakt op koude sneeuwdagen Wolkenadem door de vochtige kilte. Zo ijl ben je zelf geweest, onstoffelijk. Een schim van jezelf. Een gedaante, een droombeeld wellicht. Zo. Zo zal het zijn als de waarheid werkelijkheid wordt. En het getij van gevoel door je heen slaat als razend. Raakbaar word je. In plaats van onaanraakbaar. Je bent de duif die opgepakt wordt. Wiens wonden verzorgd worden. Al die gebroken botten heel. En de bestraffing. En de vergelding. Ze zullen met elke klapwiek van genezen vleugels verdwijnen.   Zo zal het zij

Reptiel.

  Voor de aangekondigde dood klopt hij op de deur. Treedt binnen en neemt een stoel. Je hoeft hem niets te vragen. Hij legt zijn warme arm om je heen, kijkt je diep in je ogen en betuigt alvast zijn medeleven. Zijn hese stem maakt hem geloofwaardig. De weken daarna is hij steeds in de buurt. Als een schaduw lijkt hij jou te volgen. Het is of hij je observeert vanuit zijn comfortabele positie op die stoel in jouw woning. Terloops vraagt hij naar de dingen die zullen achterblijven. Het horloge. De klok. Het schilderij. Hij zal thee voor je maken in jouw eigen huis. Het weekend daarna komt hij weer. Tot en met de dood blijft hij komen. Zijn handen op de tafel gelegd. Werkeloos. De vingers spelend met een van de vele sigaretten die hij rookt. Zijn ogen ontwijken de jouwe. Je hoeft hem niets te vragen. Na een onaangekondigde dood is hij de eerste die op de deur klopt. Zwijgend veegt hij zijn voeten op jouw mat. Hij zal ruiken naar rotte herfstbladeren, regen