Doorgaan naar hoofdcontent

Eens.


Meestal ben ik het niet zo eens met leiders uit het Midden- Oosten. 
Of uit Midden-Amerika. 
Om maar eens wat brandhaarden te noemen.
Nu bereikte mij een bericht waarmee ik het hartgrondig eens ben.
Vijf dagen na de arrestatie en minuten-durende standrechtelijke executie van een van de langstzittende dictators, Muammar Kadaffi van Libië, komt dit bericht.
Afkomstig van een andere dictator, weliswaar. 
Maar in mijn ogen  waar.
Oud-dictator van Cuba Fidel Castro heeft maandag namelijk hard uitgehaald naar degenen die verantwoordelijk zijn voor de dood van Kaddafi.
Hij noemde de rol van de NAVO ''genocidaal'' en zei dat Kaddafi is geliquideerd.
Volgens Castro is Kaddafi's ''kadaver gekidnapt en tentoongesteld als een oorlogstrofee, een daad die de meest elementaire principes, normen van moslims en andere religieuze geloven in de wereld schaadt''.
Vooral met dat laatste ben ik het eens.
Ik worstel al vijf dagen met een onbestemd gevoel dat me niet verlaten heeft sinds ik die gruwelijke beelden zag waarin Kadaffi stervend wordt mishandeld en beschimpt.
Dat de lichamen van Kadaffi en zijn even misdadige zoon Mutassim daarna in een supermarkt ten toon werden gesteld voor het onderdrukte volk dat zich vrolijk kon maken over de rottende lijken...ik wist er geen weg mee.
Aan de ene kant kon ik het begrijpen.
Een volk dat 42 jaar gewacht heeft op de val van haar dictator, wil bewijs dat het einde definitief is.
Anderzijds ging wat ik zag over alle mores heen die ik in 44 jaar geleerd heb.
Ik wist er geen weg mee.
Ik wist niet wat ik ervan moest denken.
Ik hinkte op allerlei gedachten.
Maar vooral was er  de vraag wat mensen in dit soort situaties bezield.
Castro, zelf niet vies van repressie van zijn eigen mensen, verwoordde het gisteren zoals ik het gevoeld heb.
Wat de afgelopen vijf dagen met twee dode mensen is gebeurd, schendt en schaad de meest elementaire principes van juist  het mens-zijn.
Eens.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Echec

    Je leugens liggen nu op straat. Als de zon schijnt, worden ze hel verlicht. Regent het, dan worden ze slijmerig, als mos of alg. Niet alleen ik hoorde je leugens opnieuw. Hij hoorde het ook. Toch schaamde je je nergens voor. Geen enkele vraag heb je beantwoord. Geen enkele. Noch die van hem, noch die van mij. Je haalde letterlijk steeds je schouders op en liet drie zinnen rouleren: -daar heb ik al een keer iets over gezegd -ik heb geen zin om erover te praten -daar weet ik niets meer van. De armzalige munitie van een leugenaar. Die een schot hagel lost. Maar geen doel treft. Toen ik je lang aankeek, deed je er alles aan om mijn blik te ontwijken. Je nam slok na slok van je als stevig houvast meegebrachte fles water. Dorst had je niet. Grip had je nodig. Op jouw glibberige pad dat onvermijdelijk naar beneden leidde. Tegen al je verwachtingen in. Tegen al je duistere verachting in. Je waterfles was je schraag. Hij hielp je niet. Want o

Vrij.

    Zoals je een gewonde duif zou optillen, Met alle voorzichtigheid die van je zachte handen een schep maakt. Zodat je zien zou waar de wond zit. Geronnen bloed, de witte botten zichtbaar in de rauwe wond. Zo. Zo zal het zijn als de schade schande wordt. Wanneer de schade tot schande wordt gemaakt. Die wond: een rotte plek in je ziel. Schuldenaar van de zonden van de anderen.   Zoals je mond wolkjes maakt op koude sneeuwdagen Wolkenadem door de vochtige kilte. Zo ijl ben je zelf geweest, onstoffelijk. Een schim van jezelf. Een gedaante, een droombeeld wellicht. Zo. Zo zal het zijn als de waarheid werkelijkheid wordt. En het getij van gevoel door je heen slaat als razend. Raakbaar word je. In plaats van onaanraakbaar. Je bent de duif die opgepakt wordt. Wiens wonden verzorgd worden. Al die gebroken botten heel. En de bestraffing. En de vergelding. Ze zullen met elke klapwiek van genezen vleugels verdwijnen.   Zo zal het zij

Reptiel.

  Voor de aangekondigde dood klopt hij op de deur. Treedt binnen en neemt een stoel. Je hoeft hem niets te vragen. Hij legt zijn warme arm om je heen, kijkt je diep in je ogen en betuigt alvast zijn medeleven. Zijn hese stem maakt hem geloofwaardig. De weken daarna is hij steeds in de buurt. Als een schaduw lijkt hij jou te volgen. Het is of hij je observeert vanuit zijn comfortabele positie op die stoel in jouw woning. Terloops vraagt hij naar de dingen die zullen achterblijven. Het horloge. De klok. Het schilderij. Hij zal thee voor je maken in jouw eigen huis. Het weekend daarna komt hij weer. Tot en met de dood blijft hij komen. Zijn handen op de tafel gelegd. Werkeloos. De vingers spelend met een van de vele sigaretten die hij rookt. Zijn ogen ontwijken de jouwe. Je hoeft hem niets te vragen. Na een onaangekondigde dood is hij de eerste die op de deur klopt. Zwijgend veegt hij zijn voeten op jouw mat. Hij zal ruiken naar rotte herfstbladeren, regen