Doorgaan naar hoofdcontent

Namelijk.

 
Nomen est omen, zo wil het Latijnse spreekwoord.
Je naam is je lot.
Dat vertelt inderdaad het verhaal van Brenda Heist.
Elf jaar geleden, in 2002, verdween ze spoorloos.
Haar man en kinderen gaven haar op als vermist en bleven niet aflatend al die jaren hopen op haar terugkeer.
Zelfs toen hun echtgenote en moeder officieel dood werd verklaard, hielden man en kinderen de hoop levend.
Hun gebeden zijn verhoord.
Op 26 april, nu precies 10 dagen geleden, meldde Heist zich in Florida bij de autoriteiten.
Heist wist te vertellen dat ze elf jaar geleden, terwijl zij en haar man Lee een ‘vriendschappelijke echtscheiding’ voorbereidden, in een emotioneel moment brak. 
Ze werd afgewezen voor het ontvangen van hulp bij het zoeken naar een huis en zat, zo stelde ze in haar verklaring, destijds wanhopig huilend op een bankje in een park. 
Daar ontmoette ze drie zwervers met wie ze spontaan op een maandenlange lift-trip vertrok.
Haar zoon was toen twaalf, haar dochter acht jaar oud.
Elf jaar lang liet de vrouw niets meer van zich horen.
Heist leefde onder een andere naam, woonde deels bij haar broer en werkte voor een familie als oppas voor de kinderen. 
In december werd ze gearresteerd wegens bezit van drugs. 
In april vertelde ze wie ze werkelijk was en bood ze haar excuses aan aan haar man en kinderen. 
Lee Heist, van wie eerst gedacht werd dat hij een aandeel had in haar verdwijning maar die middels een leugendetectortest onschuldig werd verklaard, zegt dat hij zijn  vrouw vergeven heeft.
Dochter Morgan, nu 19 jaar, denkt daar duidelijk anders over, getuige haar twitterbericht vorige week:’ To think that I would EVER want to talk to a woman like you.. I can’t believe I wanted to possibly see you. F--- you ‘mother’.
Tegen nieuwszender CNN verklaarde Morgan enkele dagen later dat ze vond dat haar moeder het niet verdiende haar ooit nog te zien.
De betekenis van de achternaam Heist?
Geweld.
Ze hadden gelijk.
 Die Romeinen.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Echec

    Je leugens liggen nu op straat. Als de zon schijnt, worden ze hel verlicht. Regent het, dan worden ze slijmerig, als mos of alg. Niet alleen ik hoorde je leugens opnieuw. Hij hoorde het ook. Toch schaamde je je nergens voor. Geen enkele vraag heb je beantwoord. Geen enkele. Noch die van hem, noch die van mij. Je haalde letterlijk steeds je schouders op en liet drie zinnen rouleren: -daar heb ik al een keer iets over gezegd -ik heb geen zin om erover te praten -daar weet ik niets meer van. De armzalige munitie van een leugenaar. Die een schot hagel lost. Maar geen doel treft. Toen ik je lang aankeek, deed je er alles aan om mijn blik te ontwijken. Je nam slok na slok van je als stevig houvast meegebrachte fles water. Dorst had je niet. Grip had je nodig. Op jouw glibberige pad dat onvermijdelijk naar beneden leidde. Tegen al je verwachtingen in. Tegen al je duistere verachting in. Je waterfles was je schraag. Hij hielp je niet. Want o

Vrij.

    Zoals je een gewonde duif zou optillen, Met alle voorzichtigheid die van je zachte handen een schep maakt. Zodat je zien zou waar de wond zit. Geronnen bloed, de witte botten zichtbaar in de rauwe wond. Zo. Zo zal het zijn als de schade schande wordt. Wanneer de schade tot schande wordt gemaakt. Die wond: een rotte plek in je ziel. Schuldenaar van de zonden van de anderen.   Zoals je mond wolkjes maakt op koude sneeuwdagen Wolkenadem door de vochtige kilte. Zo ijl ben je zelf geweest, onstoffelijk. Een schim van jezelf. Een gedaante, een droombeeld wellicht. Zo. Zo zal het zijn als de waarheid werkelijkheid wordt. En het getij van gevoel door je heen slaat als razend. Raakbaar word je. In plaats van onaanraakbaar. Je bent de duif die opgepakt wordt. Wiens wonden verzorgd worden. Al die gebroken botten heel. En de bestraffing. En de vergelding. Ze zullen met elke klapwiek van genezen vleugels verdwijnen.   Zo zal het zij

Reptiel.

  Voor de aangekondigde dood klopt hij op de deur. Treedt binnen en neemt een stoel. Je hoeft hem niets te vragen. Hij legt zijn warme arm om je heen, kijkt je diep in je ogen en betuigt alvast zijn medeleven. Zijn hese stem maakt hem geloofwaardig. De weken daarna is hij steeds in de buurt. Als een schaduw lijkt hij jou te volgen. Het is of hij je observeert vanuit zijn comfortabele positie op die stoel in jouw woning. Terloops vraagt hij naar de dingen die zullen achterblijven. Het horloge. De klok. Het schilderij. Hij zal thee voor je maken in jouw eigen huis. Het weekend daarna komt hij weer. Tot en met de dood blijft hij komen. Zijn handen op de tafel gelegd. Werkeloos. De vingers spelend met een van de vele sigaretten die hij rookt. Zijn ogen ontwijken de jouwe. Je hoeft hem niets te vragen. Na een onaangekondigde dood is hij de eerste die op de deur klopt. Zwijgend veegt hij zijn voeten op jouw mat. Hij zal ruiken naar rotte herfstbladeren, regen