Zijn vermomming was briljant.
Door de bruinlederen loafers, de wollen
Pringle-trui, de rode bandplooibroek en de grijze gedistingeerde krullen,
leek hij op een oogarts.
Een chirurg.
Een opticien, op zijn minst.
Zijn vrouw verraadde hem een beetje.
Met
het uiterlijk van een Roemeense huishoudster en de geslagen hondenblik van een
vrouw die zich al jaren in openbare gelegenheden kapot schaamt voor haar man,
kende ze haar plaats.
Ze at haar soep met neergeslagen ogen.
En
negeerde het publiek dat aan belendende tafeltjeshet hoofd om de beurt richting
haar echtgenoot draaide.
Om te kijken wat er gaande was, dat uur dat
haar man zijn maaltijd nuttigde.
In de stilte die tijdens de hele
voorstelling duurde, was elke op-en aanmerking die haar echtgenoot plaatste
tegen de serveerster en de chef, van a tot z te volgen.
Het begon ermee dat hij de wijn proefde en
vervolgens om de fles vroeg.
Na hoofdschuddende bestudering van het etiket en
‘t nogmaals rond spoelen van een slok in zijn -met lippen als een ferm stuk
rosbief getooide -mond, gaf hij de serveerster met een minzame polsbeweging te
kennen dat het er zo dan wel mee door kon.
Maar de soep stuurde hij terug, nadat hij
de helft ervan smakkend en met smaak had opgelepeld.
Zijn vrouw keek naar links, uit het raam,
waar de rijksweg er in de klamme schemering verlaten bij lag.
Toen de biefstuk kwam, draaide hij deze met
zijn vork een paar maal om en gebaarde naar zijn vrouw dat hij zoveel
schandaligs nog niet vaak in zijn leven had gezien.
Met schonkige gebaren ontbood hij opnieuw
de serveerster.
‘Wat is dat?’ blafte hij haar toe terwijl
hij wees op iets kleins op zijn bord.
‘Dat is paprika, meneer’.
‘Paprika op de biefstuk? Wie doet dat nou?
Dat zou ik nooit doen’ beet hij haar toe zonder haar aan te kijken.
‘Zal ik hem terugsturen meneer?’vroeg ze,
zonder een spier te vertrekken.
‘ Nee hoor, ik eet ‘m wel op’ snauwde hij,
een nieuwe stuk sappig vlees aan zijn vork spiesend.
Met zijn vrije hand maakte hij een
wegwerp-gebaar naar de serveerster die opnieuw stoïcijns de aftocht blies.
Het vlees verdween tussen de malende kaken
terwijl hij tegelijkertijd zijn vrouw toebeet hoe slecht het etablissement was.
Stukjes speeksel landden op het tafelkleed.
Ze zei niets, voelde met haar hand aan de
zwarte knot op haar achterhoofd en schikte het tafelkleed onder haar bord.
Er zou nog een gang komen.
En nog een.
En daarna koffie toe.
Ze zat het allemaal uit met hangende
schouders en een verlegen lachje naar al wie naar haar keek.
Buiten schemerde het.
Het was pas kwart voor vijf.
De eerste dag van het nieuwe jaar was
begonnen.
En goed ook.
Reacties
Een reactie posten