Acht jaar geleden schreef ik dit. En ik herinner het me alsof het gister was:
"Heen lag er, tegen een boerenschuur iets in de lentezon op de grond. Iets zo afschuw-wekkends, dat het mijn brein een paar seconden kostte om uit de levenloze berg vlekken het kadaver van een koe te ontdekken.
Midden in het Belgische landschap lag dat dode dier daar, de poten stijf, de nek juist slap.
Een paar honderd meter verderop kuste ik het babyhoofdje van O. die met zijn grote oogjes de wereld aan het ontdekken was.
Ik ging liggen op het warme gras in de tuin.
Mijn ogen dicht, mijn armen en benen uitgespreid.
De nog koude, vochtige aarde onder me drong via mijn bloes door tot in mijn huid. Op mijn gezicht brandde de zon.
Ik haalde diep adem. En nog eens.
En zei iets, tegen iemand die mij misschien horen zou.
Ik herhaalde wat ik zei. Wel tien keer.
Ik was kalm van binnen. En heel gelukkig.
Er was niets anders dan het hier en nu.
Zij kookte voor mij.
En kwam bij me zitten toen ik haar zoontje op schoot had.
Ze huilde even en ik troostte haar.
Later ging ik slapen in een diep duistere kamer en droomde lang. Tien uur later pas werd ik wakker.
Ik voelde me ontzettend gelukkig dat ik daar was, bij I. en O.
In piama was ik. En O. dronk zijn flesje bij me zoals Meisje M. dat twee jaar geleden ook deed. Liggend op mijn schoot, het snuitje naar me toe gericht, een hand om dat warme baby-bolletje.
I. en ik ontbeten, we praatten.
Ik luister naar de Stabat Mater en kon mijn tranen niet bedwingen. Zij stond achter mij en omhelsde me zonder wat te zeggen.
We legden O. in zijn wagentje.
Terwijl ik me omdraaide om mijn jas te halen, hoorde ik haar bijna fluisterend tegen haar drie maanden oude zoontje zeggen ‘Oh, ik hou zoveel van jou...’
Daarna sloeg ze haar handen voor haar ogen en begon schokschouderend te huilen.
Ik pakte haar vast en zo stonden we.
Ik kuste haar hoofd.
Daarna liepen we met een slapende O. langs de stille Belgische akkers tot aan een Maria–kapelletje dat daar in 1942 was neergezet.
We praatten.
En praatten.
Thuis luisterden we lang naar het huilen van O.
Toen het uiteindelijk stil werd, vertelde ik opnieuw wat mij was overkomen toen meisje M. nog maar drie weken oud was.
Ik kon het nog steeds niet vertellen zonder erom te moeten huilen.
Ik kan het nog steeds niet vertellen zonder erom te moeten huilen.
De hele weg naar huis reed ik opnieuw langs alle plekken waar ik eerder was. Het was niet zo pijnlijk meer als eerst. Toen ik bijna thuis was en naar links keek, zag ik IJ. waar ik zeven jaar gewoond had.
Ik tekende zomaar een crucifix in de lucht en dacht aan Meisje M.
Het zien van het silhouet van dat stadje deed pijn.
Heel veel pijn.
Maar er waren geen tranen meer."
Ik tekende zomaar een crucifix in de lucht en dacht aan Meisje M.
Het zien van het silhouet van dat stadje deed pijn.
Heel veel pijn.
Maar er waren geen tranen meer."
Reacties
Een reactie posten