Doorgaan naar hoofdcontent

Dragen.


Iemand sprak deze week haar diepste wens uit.
Die was zo mooi, dat ik tranen voelde branden meteen nadat ze haar wens had uitgesproken.
Zij wenste dat ze eenmaal gedragen zou kunnen worden door haar vader.
De trap op, naar boven naar haar kinderkamer. Naar haar bed.
Nooit is dat gebeurd.
Nooit, in de werkelijkheid van dit leven hier, is zij door haar vader naar boven gedragen.
Niet omdat haar vader dat niet gewild had.
Haar vader en zij, dat waren zielsverwanten.
Beste vrienden, zonder dat ze dat uitspraken naar elkaar.
Duidelijk was dat ze eenzelfde ziel, eenzelfde wezen hadden van binnen.
Als het kon, had hij haar elke avond naar boven gedragen.
Haar oor tegen zijn borstkas waarachter zijn rustige hart zou hebben geklopt.
Haar kinderlijf wiegend met elk van zijn stappen, als lag ze op de bodem van een bootje op een kalme zee.
De golfslag van zijn gang die trap op, de hoek nemend, verder omhoog.
Tot helemaal in haar zachte kinderbed.
Ze is nooit gedragen door hem.
Niet fysiek.
Wel droeg hij haar met zijn geestkracht door alle wendingen, afdalingen en beklimmingen in haar leven.
Mentaal droeg hij haar die denkbeeldige levenstrap op. Hij was er altijd als ze hem zocht.
Ik kan het weten.
Mij droeg hij ook nooit de trap op.
Maar hij tilde me wel langs alle hoge treden van mijn levensweg.
Tot ik bovenaan was en neer kon kijken op hem.
Die daar, vol zelfvertrouwen en stille trots, naar me keek.
Zo keek hij ook naar haar.
Zoals ik, is ook zij gedragen door een machtige, stille liefde.
Van helemaal beneden.
Tot boven aan toe.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Echec

    Je leugens liggen nu op straat. Als de zon schijnt, worden ze hel verlicht. Regent het, dan worden ze slijmerig, als mos of alg. Niet alleen ik hoorde je leugens opnieuw. Hij hoorde het ook. Toch schaamde je je nergens voor. Geen enkele vraag heb je beantwoord. Geen enkele. Noch die van hem, noch die van mij. Je haalde letterlijk steeds je schouders op en liet drie zinnen rouleren: -daar heb ik al een keer iets over gezegd -ik heb geen zin om erover te praten -daar weet ik niets meer van. De armzalige munitie van een leugenaar. Die een schot hagel lost. Maar geen doel treft. Toen ik je lang aankeek, deed je er alles aan om mijn blik te ontwijken. Je nam slok na slok van je als stevig houvast meegebrachte fles water. Dorst had je niet. Grip had je nodig. Op jouw glibberige pad dat onvermijdelijk naar beneden leidde. Tegen al je verwachtingen in. Tegen al je duistere verachting in. Je waterfles was je schraag. Hij hielp je niet. Want o

Vrij.

    Zoals je een gewonde duif zou optillen, Met alle voorzichtigheid die van je zachte handen een schep maakt. Zodat je zien zou waar de wond zit. Geronnen bloed, de witte botten zichtbaar in de rauwe wond. Zo. Zo zal het zijn als de schade schande wordt. Wanneer de schade tot schande wordt gemaakt. Die wond: een rotte plek in je ziel. Schuldenaar van de zonden van de anderen.   Zoals je mond wolkjes maakt op koude sneeuwdagen Wolkenadem door de vochtige kilte. Zo ijl ben je zelf geweest, onstoffelijk. Een schim van jezelf. Een gedaante, een droombeeld wellicht. Zo. Zo zal het zijn als de waarheid werkelijkheid wordt. En het getij van gevoel door je heen slaat als razend. Raakbaar word je. In plaats van onaanraakbaar. Je bent de duif die opgepakt wordt. Wiens wonden verzorgd worden. Al die gebroken botten heel. En de bestraffing. En de vergelding. Ze zullen met elke klapwiek van genezen vleugels verdwijnen.   Zo zal het zij

Reptiel.

  Voor de aangekondigde dood klopt hij op de deur. Treedt binnen en neemt een stoel. Je hoeft hem niets te vragen. Hij legt zijn warme arm om je heen, kijkt je diep in je ogen en betuigt alvast zijn medeleven. Zijn hese stem maakt hem geloofwaardig. De weken daarna is hij steeds in de buurt. Als een schaduw lijkt hij jou te volgen. Het is of hij je observeert vanuit zijn comfortabele positie op die stoel in jouw woning. Terloops vraagt hij naar de dingen die zullen achterblijven. Het horloge. De klok. Het schilderij. Hij zal thee voor je maken in jouw eigen huis. Het weekend daarna komt hij weer. Tot en met de dood blijft hij komen. Zijn handen op de tafel gelegd. Werkeloos. De vingers spelend met een van de vele sigaretten die hij rookt. Zijn ogen ontwijken de jouwe. Je hoeft hem niets te vragen. Na een onaangekondigde dood is hij de eerste die op de deur klopt. Zwijgend veegt hij zijn voeten op jouw mat. Hij zal ruiken naar rotte herfstbladeren, regen