-->
J.kwam.
Opgewekt als altijd zat ze eerst met haar pretoogjes op de bank thee te
drinken.
We bespraken de wereld, het nieuws, en de meest recente gebeurtenissen
hier.
En ook daar.
Vervolgens spraken we de volgende twee uur in korte, gefragmenteerde gesprekjes.
Waarin ze -als altijd- mij hard deed lachen vanwege de rasechte
Utrechtse uitspraken die ze deed.
Zo bespraken wij hoe je tegen je kind de vrouwelijke genitaliën
benoemd.
Kordaat meldde J. dat bij hun thuis de term ‘Truus’ in zwang was
geweest.
Een poos daarna kwam het soms harde werken in en aan een relatie ter
sprake.
‘Wat moet je dan?’ sprak ze retorisch en keek me over de rand van haar
bril schrander aan. ‘Er nog harder aan trekken?’
‘Waaraan dan? Aan Truus?’ vroeg ik.
Onmiddellijk kwam het antwoord .
‘Nee, trekken doe je aan z’n veter’.
Ze wachtte met een Toon Hermans-achtig gevoel voor timing op mijn harde
lach en vervolgde met een ‘ja toch?’-gebaar haar bezigheden.
Er kwam een ander verhaal voorbij.
Over een vrouw ‘met een kop als
een weggooibeker’.
Daarna lardeerde ze een anekdote met de spreekwoordelijke
‘hond-met-de-hoed’
waar ontrouwe mannen achteraan plegen te lopen.,
Tot slot raadde J. me af samen te gaan wonen.
‘Want voor je het weet, is het weer bal masqué’.
Ja.
J. kun je er wel bij
hebben.
Zo aan het eind van elke week.
Reacties
Een reactie posten