Het ding dat hij op de toonbank bij de kassa legde, had een
lange houten steel.
Die hier en daar verdikt was, om de hand grip te geven, zo
leek het. Aan het uiteinde ervan zat een metalen spatel, in de vorm van een
klein eucalyptusblad. Stomp, zo’n vier centimeter lang.
‘Een etsnaald!’ zei de kringloopmedewerkster die de kassa
bediende.
‘Nee’, zei de man wiens grijze haar onder een petje uit piekte, ‘het is een
briefopener’.
Vriendelijk keek hij naar de caissière.
Deze was verstard na het nieuws dat het hier geen etsnaald betrof.
‘Ik dacht dat het een etsnaald was’, antwoordde ze beslist.
‘Etsnaalden zijn hol’, antwoordde de pet.
‘Nou ik dacht écht dat het een etsnaald was’ ging de medewerkster verder, het
mogelijk met corona besmette mandje schoonmakend met een overdaad aan alcohol-dragende
vloeistof.
Hij probeerde het nogmaals en zei op geruststellende toon dat het een
briefopener was.
Ze gaf niet op.
‘Etsnaalden zien er ook zo uit’, jokte ze.
‘Nee hoor’ antwoordde de pet stoïcijns, 'dan hadden ze wel
bij het gereedschap gelegen. En daar lag deze niet’.
‘Nou.’ ,was het antwoord, waarna de rest van de woorden uitbleef.
Vinnig tikte ze het bedrag in op de kassa.
‘Dat is dan twee euro’, zei ze waarbij ze bits haar hand
uitstak.
Op zijn groet antwoordde ze niet.
Dat geen stempel zou blijken, maar een herinnering aan Prediker.
Wat er is, was er al lang. Wat zal komen, is er altijd al geweest.
Reacties
Een reactie posten