Doorgaan naar hoofdcontent

Baudet.


 

'Wil jij dat je zus met een neger thuiskomt?' whatsappt Thierry Baudet aan twee mensen op zijn kandidatenlijst.
'Hell no!' is hun antwoord.

Beste Thierry,
Ik ben die zus die met een 'neger' is thuisgekomen.
Van alle relaties die ik in mijn leven had, is deze 'neger' met afstand de beste levenspartner die ik me wensen kan.
Hij is de betrouwbaarste, oprechtste, liefhebbendste en prettigste partner die ik had.
Ik hoop dat ik met deze 'neger' de eindstreep haal en een van ons de ander voor het laatst gedag zegt.
Hiervoor had ik relaties met 'blanken'.
Die waren ook best leuk.
Maar absoluut niet zo liefhebbend, gelijkwaardig en humorvol als die met deze 'neger'.
Dat gezegd hebbende: de mensheid indelen op kleur of ras is zó anno 1862.
Dat was namelijk het laatste jaar voor de afschaffing van de slavernij.
Waarin 'blanken' de 'negers' onderdrukten met hun übermensch-gedragingen.
Mocht ik kiezen, dan koos ik opnieuw voor de 'neger' waarmee ik 'ben thuisgekomen'.
Niet omdat hij 'neger' is. Maar om zijn grote hart en zijn mooie ziel.
Jij persoonlijk zou trouwens nog wat kunnen leren van de 'neger waarmee ik thuisgekomen ben'.
Niet oordelen over mensen, bijvoorbeeld.
Niet op het uiterlijk van mensen afgaan.
Dat kan hij als de beste. Die 'neger' van mij.
Eén van zijn mooiste eigenschappen, als je het mij vraagt.
Maar mij vraag je het niet. Want ook over vrouwen heb je meningen die -laten we zeggen- buitengemeen bijzonder zijn.
Deze bijvoorbeeld: "Het is normaal voor een vrouw om een beetje linksig te zijn. Dan ontmoet ze een man die gewoon rechts is, en dan zegt ze: “Ja, die heeft ook wel gelijk.” In mijn ervaring.

Thierry Baudet: ik zou graag met je in gesprek gaan.
Over 'die neger met wie ik ben thuisgekomen'.
Als zus.
En links ben ik, ja.
Maar in dat gesprek met jou zal de uitkomst niet zijn, dat ik over jou concludeer, dat je gelijk hebt.
Hell no.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Echec

    Je leugens liggen nu op straat. Als de zon schijnt, worden ze hel verlicht. Regent het, dan worden ze slijmerig, als mos of alg. Niet alleen ik hoorde je leugens opnieuw. Hij hoorde het ook. Toch schaamde je je nergens voor. Geen enkele vraag heb je beantwoord. Geen enkele. Noch die van hem, noch die van mij. Je haalde letterlijk steeds je schouders op en liet drie zinnen rouleren: -daar heb ik al een keer iets over gezegd -ik heb geen zin om erover te praten -daar weet ik niets meer van. De armzalige munitie van een leugenaar. Die een schot hagel lost. Maar geen doel treft. Toen ik je lang aankeek, deed je er alles aan om mijn blik te ontwijken. Je nam slok na slok van je als stevig houvast meegebrachte fles water. Dorst had je niet. Grip had je nodig. Op jouw glibberige pad dat onvermijdelijk naar beneden leidde. Tegen al je verwachtingen in. Tegen al je duistere verachting in. Je waterfles was je schraag. Hij hielp je niet. Want o

Vrij.

    Zoals je een gewonde duif zou optillen, Met alle voorzichtigheid die van je zachte handen een schep maakt. Zodat je zien zou waar de wond zit. Geronnen bloed, de witte botten zichtbaar in de rauwe wond. Zo. Zo zal het zijn als de schade schande wordt. Wanneer de schade tot schande wordt gemaakt. Die wond: een rotte plek in je ziel. Schuldenaar van de zonden van de anderen.   Zoals je mond wolkjes maakt op koude sneeuwdagen Wolkenadem door de vochtige kilte. Zo ijl ben je zelf geweest, onstoffelijk. Een schim van jezelf. Een gedaante, een droombeeld wellicht. Zo. Zo zal het zijn als de waarheid werkelijkheid wordt. En het getij van gevoel door je heen slaat als razend. Raakbaar word je. In plaats van onaanraakbaar. Je bent de duif die opgepakt wordt. Wiens wonden verzorgd worden. Al die gebroken botten heel. En de bestraffing. En de vergelding. Ze zullen met elke klapwiek van genezen vleugels verdwijnen.   Zo zal het zij

Reptiel.

  Voor de aangekondigde dood klopt hij op de deur. Treedt binnen en neemt een stoel. Je hoeft hem niets te vragen. Hij legt zijn warme arm om je heen, kijkt je diep in je ogen en betuigt alvast zijn medeleven. Zijn hese stem maakt hem geloofwaardig. De weken daarna is hij steeds in de buurt. Als een schaduw lijkt hij jou te volgen. Het is of hij je observeert vanuit zijn comfortabele positie op die stoel in jouw woning. Terloops vraagt hij naar de dingen die zullen achterblijven. Het horloge. De klok. Het schilderij. Hij zal thee voor je maken in jouw eigen huis. Het weekend daarna komt hij weer. Tot en met de dood blijft hij komen. Zijn handen op de tafel gelegd. Werkeloos. De vingers spelend met een van de vele sigaretten die hij rookt. Zijn ogen ontwijken de jouwe. Je hoeft hem niets te vragen. Na een onaangekondigde dood is hij de eerste die op de deur klopt. Zwijgend veegt hij zijn voeten op jouw mat. Hij zal ruiken naar rotte herfstbladeren, regen