Doorgaan naar hoofdcontent

Wild.

Ik zag hem in de RoXY.
 Heel even flitste hij voorbij. 
Ik was eind twintig, hij moet eind dertig zijn geweest. 
Op zijn kuiten stond het Chanel-logo getatoeëerd. 
Harrie Wildeman heette hij. 

F. die naast me stond in de RoXY, temidden van die kolkend hete, met drugs geïnfecteerde meute, stootte me aan.

Daar ging hij, de Koning van de RoXY, zijn ogen zwart als kolen, het lijf gebogen in een vreemde door speed opgezweepte gang.
Als een derwisj bewoog Wildeman zich door de dansende menigte, zijn gelaat gegroefd, gekerfd, vertrokken in een grimas.

Daar kwam hij aan.
 Ik greep zijn arm.

‘Harrie!’schreeuwde ik opgewekt in zijn oor dat omkranst werd door spierwit gebleekt haar. 
Hij keek me een seconde aan. 
De housebeat pompte, als waren wij in het hart van de Duivel zelf. 
Ik wees op Wildemans’ kuiten, waarop het logo van Chanel prijkte. 
Ik keek opnieuw in de inktzwarte ogen waarvan de pupillen wijd open waren. 
Ik stak mijn vingers omhoog en maakte het ‘ok’-gebaar met mijn duim en wijsvinger een cirkel vormend.
Ik kan je nu niet meer vertellen waarom ik dat deed.

Wildeman grijnsde naar me, stak zijn tong uit in een Breugeliaanse lach en verdween dansend, bukkend, hurkend, hinkend in de uitzinnig dansende menigte.

F. vertelde me later hoe het Wildeman vergaan is.

Van Koning van de RoXY, naar Keizer van het Verzorgingshuis.

Wildeman was net vijftig toen, ik begin veertig.

Hij was gekluisterd aan een rolstoel.

Het jarenlang zeven dagen per week drugs gebruiken en feesten, had zijn tol geëist.

Het HIV-virus had hem te pakken gekregen. En goed ook.

Wildeman was deels verlamd. 
Zijn spraakvermogen was aangetast.
Op een rantsoen van een joint per dag zat hij te wachten tot de dood hem zou halen. 

Zelf zei Wildeman daarover dat hij in vijftig jaar het leven van iemand van honderd heeft geleefd. 
De reden voor de snelheid van leven en het excessieve drugsgebruik was  het ontsnappen aan de realiteit.

Het laatste feestje dat hij bezocht, was meteen allerlaatste feest in de RoXY. 

Die nacht fikte de danstempel helemaal af.
 Het was schokkend te zien, hoe het sommige Kinderen van de Nacht is vergaan.

Eens de Koning van de RoXY, zijn onderdanen dansend aan zijn met Chanel gemerkte benen.

Later een pauper zonder vrienden.

Zijn verlamde benen op de voetenplank van een rolstoel.

Niemand die hem bezocht.

Het wachten was op Magere Hein.

Daar kon geen Chanel wat aan doen...

Reacties

Populaire posts van deze blog

Echec

    Je leugens liggen nu op straat. Als de zon schijnt, worden ze hel verlicht. Regent het, dan worden ze slijmerig, als mos of alg. Niet alleen ik hoorde je leugens opnieuw. Hij hoorde het ook. Toch schaamde je je nergens voor. Geen enkele vraag heb je beantwoord. Geen enkele. Noch die van hem, noch die van mij. Je haalde letterlijk steeds je schouders op en liet drie zinnen rouleren: -daar heb ik al een keer iets over gezegd -ik heb geen zin om erover te praten -daar weet ik niets meer van. De armzalige munitie van een leugenaar. Die een schot hagel lost. Maar geen doel treft. Toen ik je lang aankeek, deed je er alles aan om mijn blik te ontwijken. Je nam slok na slok van je als stevig houvast meegebrachte fles water. Dorst had je niet. Grip had je nodig. Op jouw glibberige pad dat onvermijdelijk naar beneden leidde. Tegen al je verwachtingen in. Tegen al je duistere verachting in. Je waterfles was je schraag. Hij hielp je niet. Want o

Vrij.

    Zoals je een gewonde duif zou optillen, Met alle voorzichtigheid die van je zachte handen een schep maakt. Zodat je zien zou waar de wond zit. Geronnen bloed, de witte botten zichtbaar in de rauwe wond. Zo. Zo zal het zijn als de schade schande wordt. Wanneer de schade tot schande wordt gemaakt. Die wond: een rotte plek in je ziel. Schuldenaar van de zonden van de anderen.   Zoals je mond wolkjes maakt op koude sneeuwdagen Wolkenadem door de vochtige kilte. Zo ijl ben je zelf geweest, onstoffelijk. Een schim van jezelf. Een gedaante, een droombeeld wellicht. Zo. Zo zal het zijn als de waarheid werkelijkheid wordt. En het getij van gevoel door je heen slaat als razend. Raakbaar word je. In plaats van onaanraakbaar. Je bent de duif die opgepakt wordt. Wiens wonden verzorgd worden. Al die gebroken botten heel. En de bestraffing. En de vergelding. Ze zullen met elke klapwiek van genezen vleugels verdwijnen.   Zo zal het zij

Reptiel.

  Voor de aangekondigde dood klopt hij op de deur. Treedt binnen en neemt een stoel. Je hoeft hem niets te vragen. Hij legt zijn warme arm om je heen, kijkt je diep in je ogen en betuigt alvast zijn medeleven. Zijn hese stem maakt hem geloofwaardig. De weken daarna is hij steeds in de buurt. Als een schaduw lijkt hij jou te volgen. Het is of hij je observeert vanuit zijn comfortabele positie op die stoel in jouw woning. Terloops vraagt hij naar de dingen die zullen achterblijven. Het horloge. De klok. Het schilderij. Hij zal thee voor je maken in jouw eigen huis. Het weekend daarna komt hij weer. Tot en met de dood blijft hij komen. Zijn handen op de tafel gelegd. Werkeloos. De vingers spelend met een van de vele sigaretten die hij rookt. Zijn ogen ontwijken de jouwe. Je hoeft hem niets te vragen. Na een onaangekondigde dood is hij de eerste die op de deur klopt. Zwijgend veegt hij zijn voeten op jouw mat. Hij zal ruiken naar rotte herfstbladeren, regen